Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(13)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Namens een man is door B en C beroep ingesteld tegen uitspraken op bezwaar d.d. 3 juli 2012 inzake twee WOZ-beschikkingen. Daarbij is een op 23 maart 2012 ondertekende machtiging overgelegd, waaruit de vertegenwoordigheidsbevoegdheid blijkt van enkele medewerkers van WOZ-consultants, waaronder B en C.
Rechtbank Den Bosch heeft aan B en C een nieuwe schriftelijke machtiging gevraagd met een datering van na de datum van de uitspraak op bezwaar. Aan dit verzoek is niet voldaan.
De Rechtbank heeft de beroepen vervolgens niet-ontvankelijk verklaard met het oordeel dat B en C niet gemachtigd waren om namens de man op te treden in beroep. De man heeft tegen die uitspraken verzet gedaan. Rechtbank Oost-Brabant heeft de verzetten ongegrond verklaard.
De Hoge Raad oordeelt dat de beroepen ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens het ontbreken van bewijs ten aanzien van de bevoegdheid van B en C. Uit de overgelegde machtiging blijkt de bevoegdheid van B en C om (onder meer) in de onderhavige zaken namens de man beroep in te stellen. Er zijn geen aanwijzingen dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigden zou zijn geƫindigd. De Rechtbank kon daarom in redelijkheid geen aanleiding vinden om eraan te twijfelen of die bevoegdheid ten tijde van het instellen van de beroepen nog bestond, en op die grond van hen een nieuwe schriftelijke machtiging te verlangen.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
11 oktober 2013
Rolnummer
13/00924
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:840
bwbid=bwbr0&artikel=8:24

Naar de bovenkant van de pagina