Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Twee douane-expediteurs hebben aangiften voor het vrije verkeer gedaan voor tuinpaviljoens.
De inspecteur heeft na een controle douanerechten nagevorderd omdat de goederen volgens de inspecteur onder een verkeerde post van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) zijn ingedeeld.
De Hoge Raad heeft in deze zaken (verder te noemen: BNB 2013/130) al geoordeeld dat het tegen de tariefindeling ingevoerde cassatiemiddel ongegrond is.
De Hoge Raad heeft voorts prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie (HvJ) over gevolgen van schending van het verdedigingsbeginsel.
De beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJ (zaken C-129/13 en C-130/13, ECLI:EU:C:2014:2041)((hierna: arrest Kamino) geeft A-G Van Hilten aanleiding om in deze zaken voor de tweede keer te concluderen.
In casu zijn de belanghebbenden niet vooraf gehoord. Dit hoeft volgens de A-G niet te betekenen dat het verdedigingsbeginsel is geschonden.
ZIj leidt uit het arrest Kamino af dat horen voordat een bezwarend besluit wordt genomen het uitgangspunt is, maar dat denkbaar is dat voor het niet-vooraf horen een zodanige rechtvaardiging bestaat, dat (toch) geen sprake is van schending van het verdedigingsbeginsel.
In aanmerking nemend dat de bezwaarfase ertoe kan leiden dat de utb’s geheel worden teruggedraaid, oordeelt de A-G dat de beperking van het recht om (vooraf) gehoord te worden 'geen ‘onevenredige en onduldbare ingreep’ is ‘die rechten in de kern aantast’ en dat het verdedigingsbeginsel in casu niet is geschonden.
Voor het geval de Hoge Raad wel vindt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, leidt dit volgens de A-G niet tot vernietiging van de bestreden utb's. De belanghebbenden hadden namelijk in de voorfase geen extra (individuele) feiten en omstandigheden kunnen aanvoeren die de beslissing van de douane anders had kunnen doen uitvallen.
Ook het aangevoerde cassatiemiddel betreffende het ontbreken van een voldoende motivering van de utb's faalt volgens de A-G.
Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2001-2003
Instantie
A-G
Datum instantie
30 maart 2015
Rolnummer
10/02774bis en 10/02777bis
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:354

Naar de bovenkant van de pagina