Direct naar content gaan

Samenvatting

De communautaire btw-regeling voorziet in vrijstelling voor, onder meer, ziekenhuisverpleging en medische verzorging alsmede ‘de handelingen die daarmede nauw samenhangen’ door publiekrechtelijke lichamen of, onder vergelijkbare sociale voorwaarden, door ziekenhuizen, centra voor medische verzorging en diagnose en 'andere naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard.
Met zijn verzoek om een prejudiciële beslissing wenst het Østre Landsret (gerechtshof van Oost-Denemarken) van het HvJ te vernemen of deze vrijstelling kan gelden voor de inzameling, het transport, de analyse en de bewaring van navelstrengbloed voor eventuele toekomstige therapeutische behandelingen, wanneer deze diensten worden verricht door een particuliere stamcelbank die officieel gemachtigd is voor manipulatie van stamcellen uit navelstrengbloed.
Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

1) Het begrip handelingen die ‘nauw samenhangen’ met ‘ziekenhuisverpleging en medische verzorging’ in de zin van artikel 13, A, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat activiteiten als die in het hoofdgeding, bestaande in inzameling, transport, analyse van navelstrengbloed alsmede bewaring van navelstrengstamcellen, niet onder dit begrip vallen wanneer de in een ziekenhuis verstrekte medische verzorging, waarmee deze activiteiten slechts mogelijkerwijs samenhangen, niet is verricht, noch aan de gang is of wordt overwogen.

2) Ingeval de prestaties van stamcelbanken als die in het hoofdgeding worden verricht door daartoe gemachtigd gezondheidspersoneel, hoewel deze stamcelbanken ondanks een door de bevoegde gezondheidsinstanties van een lidstaat op grond van richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits‑ en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen verleende machtiging tot manipulatie van menselijke weefsels en cellen, geen steun ontvangen van de wettelijke ziektekostenverzekering en deze verzekering niet opkomt voor de vergoeding die hun wordt betaald, verzet artikel 13, A, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn zich er niet tegen dat de nationale autoriteiten een belastingplichtige als CopyGene A/S niet aanmerken als een ‘andere naar behoren erkende [inrichting] van dezelfde aard’ als een ziekenhuis en een centrum voor medische verzorging en diagnose in de zin van artikel 13, A, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn. Deze bepaling kan echter evenmin aldus worden uitgelegd dat als dusdanig van de bevoegde instanties wordt geëist dat zij voor de betrokken vrijstelling weigeren een particuliere stamcelbank gelijk te stellen met een „naar behoren erkende” inrichting. Voor zover nodig moet de verwijzende rechter nagaan of de weigering van erkenning voor de vrijstelling van artikel 13, A, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn in overeenstemming is met het Unierecht, en inzonderheid met het beginsel van fiscale neutraliteit.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2004-2005
Instantie
HvJ
Datum instantie
10 juni 2010
Rolnummer
C-262/08
ECLI
ECLI:EU:C:2010:328
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina