Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een BV is enig aandeelhouder en bestuurder van een NV. De BV verkrijgt op 17 september 1998 van twee Belgische rechtspersonen een onvoorwaardelijk recht op de koop van de aandelen van een onroerend goedvennootschap. De optie wordt op 13 oktober 1998 uitgeoefend. Op dat moment was de BV al met een andere rechtspersoon overeengekomen dat deze laatste de aandelen zou kopen voor een bedrag dat fl. 8.000.000 hoger was dan de prijs die de BV zelf had betaald. De rechten en de plichten uit hoofde van de op 13 oktober gesloten overeenkomsten werden door de BV eveneens op 13 oktober 1998 om niet overgedragen aan de NV. Het Hof had bij uitspraak van 14 september 2005, nr 03.04330, beslist dat genoemd voordeel voor de dochter-NV een informele kapitaalstorting betrof en dus onbelast was. Bij uitspraak van 14 september 2005, nr. 03/4331 besliste het Hof vervolgens dat het bedrag van fl. 8.000.000 bij de BV belast is, omdat geen sprake is van een voordeel uit een deelneming. Het Hof was namelijk van mening dat voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling de eis geldt dat de intentie van de BV niet gericht mocht zijn op het doorverkopen van de bij de uitoefening van de optie te verkrijgen aandelen. Het tegen dit oordeel door de BV ingestelde cassatieberoep slaagt. De doorverkoop van de aandelen staat er niet aan in de weg dat de BV door uitoefening van de optie een deelneming heeft verkregen. Dit is slechts anders indien de aandelen zijn aan te merken als voorraad in de zin van artikel 13, lid 2, aanhef en onder c van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb). Het Hof had voorts overwogen dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was omdat de BV geen reƫel risico heeft gelopen ter zake van de waarde van de aandelen in de onroerend goed vennootschap. Dit oordeel wordt eveneens gecasseerd door de Hoge Raad. Indien de verkoop van een deelneming onder zakelijke voorwaarden is geschied, zal het gehele door de verkoper met de verkoop behaalde voordeel onder de deelnemingsvrijstelling vallen. Daarom moet in dit geval, indien het met de verkoop behaalde voordeel niet is aan te merken als een vergoeding door de Belgische rechtspersonen aan de BV wegens door haar verrichte diensten en verder aan de overige vereisten van de deelnemingsvrijstelling is voldaan, het voordeel worden aangemerkt als een voordeel uit hoofde van een deelneming, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
13 oktober 2006
Rolnummer
42.725
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AY9986

Naar de bovenkant van de pagina