Direct naar content gaan

Samenvatting

Erflaatster, overleden op 16 oktober 2013, heeft in haar testament haar zoon X (belanghebbende) tot enig erfgenaam en executeur benoemd. Erflaatster was als bestuurder verbonden aan diverse stichtingen, waaronder stichting Y. Y is op 3 december 1993 door erflaatster opgericht.

De Inspecteur heeft het vermogen van Y aan erflaatster toegerekend en is afgeweken van de aangifte erfbelasting van X.

In geschil is of het vermogen van Y op grond van artikel 2.14a, lid 2, Wet IB 2001 dan wel op grond van fiscale transparantie op de overlijdensdatum kan worden aangemerkt als vermogen van erflaatster zodat het om die reden tot haar nalatenschap behoort.

Rechtbank Den Haag stelt voorop dat de uitspraak van Hof Den Haag van 18 december 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3680, NLF 2019/0241, gaat over de vraag of het vermogen van Y op grond van het leerstuk van fiscale transparantie dan wel op grond van artikel 2.14a Wet IB 2001 voor het belastingjaar 2012 voor de bepaling van box 3 aan X kon worden toegerekend. Het rechtsoordeel in die zaak gaat niet op in de onderhavige zaak, waarin het gaat om toerekening van het vermogen aan erflaatster.

De Inspecteur heeft bij een boekhoudkantoor een derdenonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat Y in ieder geval vanaf 2012 geen activiteiten meer ontplooide in het kader van haar doelstellingen. Y hield zich slechts bezig met de exploitatie van een viertal panden en fungeerde daarom niet als een sociaal belang behartigende instelling.

De afwezigheid van activiteiten in het kader van de doelstelling van Y, het afzonderen van vermogen van erflaatster in Y, het behoud van de zeggenschap over het vermogen van Y binnen de familiekring van erflaatster en de bevoordeling van familieleden van erflaatster bij de exploitatie van het bezit van Y brengen de Rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een afgezonderd particulier vermogen van erflaatster als bedoeld in artikel 2.14a Wet IB 2001. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
15 juli 2020
Rolnummer
18/3930
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:7103
NLF-nummer
NLF 2020/1763
Aflevering
6 augustus 2020
bwbr0011353&artikel=2.14a,bwbr0011353&artikel=2.14a,bwbr0011353&artikel=2.14a&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina