Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw heeft bij de aangifte over 2001 per abuis teveel ingehouden loonheffing vermeld. De overeenkomstig de aangifte opgelegde aanslag bedraagt door de werking van artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) nihil. De onjuiste vermelding van de inhouding wordt bij nacontrole door de Belastingdienst ontdekt en dat leidt tot een navorderingaanslag van 397 euro. De vrouw maakt bezwaar en verzoekt hierbij de verdeling van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen zodanig te herzien dat de te betalen belasting door de werking van artikel 9.4, eerste lid, onderdeel a, weer op nihil uitkomt. Volgens het Hof is deze keuzeherziening echter niet meer mogelijk omdat de navorderingsaanslag is vastgesteld nadat de aan haar opgelegde (primitieve) aanslag onherroepelijk was komen vast te staan. Bij schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur is een inbreuk hierop niet uitgesloten maar daarvan is volgens het Hof in het onderhavige geval geen sprake. De omstandigheid dat de inspecteur de gegevens met betrekking tot de ingehouden loonheffing niet expliciet bij het vaststellen van de primitieve aanslag heeft gecontroleerd, vormt geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
8 maart 2006
Rolnummer
03/01701
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AV8593

Naar de bovenkant van de pagina