Het Hof van Justitie heeft kort gezegd geoordeeld dat voor toepassing van het primaire EU-recht, de Moeder-dochterrichtlijn en de toepassing van de Interest- en royaltyrichtlijn vereist is dat vennootschappen voldoende substance hebben. Doorstroom- of brievenbusmaatschappijen kunnen derhalve op deze richtlijnen geen beroep doen en worden ook niet beschermd door het primaire EU-recht.
Het Hof van Justitie heeft zich in een aantal arresten in het kader van de toepassing van de Moeder-dochterrichtlijn en de Interest- en royaltyrichtlijn uitdrukkelijk uitgelaten over de fiscale positie van doorstroomvennootschappen.
Kort samengevat oordeelt het Hof van Justitie dat: