Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Uit het voorstel van wet:
Artikel I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:


E. Na artikel 9.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:


Artikel 9.4a Beschikking bedrag rendementsgrondslag en beschikking bedrag groen beleggen1. De inspecteur stelt bij voor bezwaar vatbare beschikking vast en vermeldt afzonderlijk op het aanslagbiljet:a. het bedrag van de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, indien deze meer bedraagt dan € 31.340 (beschikking bedrag rendementsgrondslag);b. het bedrag aan groene beleggingen dat is vrijgesteld op grond van artikel 5.13 (beschikking bedrag groen beleggen).2. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, is artikel 2.17, tweede, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing voor de vaststelling van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b. Indien artikel 2.17, tweede of derde lid, is toegepast voor de toedeling van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, geldt bij de toedeling van de bedragen van de rendementsgrondslag en de groene beleggingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, dezelfde verhouding.3. Indien na vaststelling van de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, de belastingaanslag wordt aangepast en blijkt dat de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld, herziet de inspecteur de beschikkingen bij voor bezwaar vatbare beschikking.4. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan deze door de inspecteur worden herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening als bedoeld in de eerste zin opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.5. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geacht onderdeel uit te maken van de aanslag.
Uit de nota van wijziging:

b. In onderdeel E wordt het voorgestelde artikel 9.4a als volgt gewijzigd:


1. Het eerste lid komt te luiden:


1. Gelijktijdig met de aanslag stelt de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vast en vermeldt afzonderlijk op het aanslagbiljet:a. het bedrag van de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, aan het begin van het kalenderjaar, indien dit meer bedraagt dan € 31.340 of, ingeval de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, indien de gezamenlijke rendementsgrondslag van belastingplichtige en zijn partner aan het begin van het kalenderjaar meer bedraagt dan € 62.680 (beschikking bedrag rendementsgrondslag);b. het bedrag aan groene beleggingen dat aan het begin van het kalenderjaar niet behoort tot de bezittingen op grond van artikel 5.13 (beschikking bedrag groen beleggen).

2. Aan het tweede lid worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Indien de eerste volzin is toegepast voor de toedeling van het bedrag van derendementsgrondslag, geldt bij de toedeling van het bedrag groen beleggen dezelfde verhouding. In afwijking van artikel 2.17, tweede lid, derde en vierde volzin, wordt de korting voor groene beleggingen, bedoeld in artikel 8.19, van de belastingplichtige en zijn partner geacht bij hen op te komen in de verhouding die wordt toegepast op de rendementsgrondslag respectievelijk de groene beleggingen.


3. In het vierde lid wordt «Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen» vervangen door «Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen».

Update 30 oktober 2020 Nota van wijziging: p. 4-5

Met de nota van wijziging wordt in het eerste lid van artikel 9.4a Wet IB 2001 expliciet gemaakt dat de Inspecteur ook een beschikking bedrag rendementsgrondslag afgeeft indien de gezamenlijke rendementsgrondslag van de belastingplichtige en zijn partner meer bedraagt dan € 62.680. Deze initiële beschikking van de Inspecteur wordt gelijktijdig met de definitieve aanslag opgelegd. Bovendien is opgenomen dat het gaat om de rendementsgrondslag op 1 januari van het berekeningsjaar.

De voorgestelde wijziging van artikel 9.4a, lid 2, Wet IB 2001 zorgt ervoor dat een belastingplichtige die met zijn fiscale partner een onderlinge toedeling maakt van de rendementsgrondslag, eenzelfde toedeling moet hanteren bij de onderlinge verdeling van groene beleggingen. Verder wordt zeker gesteld dat ook de heffingskorting groen beleggen wordt verdeeld conform de voorgaande keuze voor verdeling.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
MvF
Datum instantie
14 september 2020
Parlementair dossier
NLF-nummer
NLFs 2020/0308
Aflevering
24 september 2020g
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
bwbr0011353&artikel=9.4a

Naar de bovenkant van de pagina