Direct naar content gaan

Samenvatting

Een vader en moeder (verder: X en Y) hebben aan hun zoon in rekening-courant gelden verstrekt ten behoeve van diens onderneming, een uitgeverij. Hiervan zijn geen overeenkomsten opgesteld en concrete aflossingsschema’s en rentevergoedingen ontbreken. In verband met verdere financieringen bij de bank en een zakelijke partner van de zoon, hebben X en Y de rekening-courant verhouding met hun zoon afgebouwd door middel van schenkingen. Van de schenkingen zijn aangiften schenkingsrecht gedaan. In 2009 betreft het een bedrag van € 44.141.
In deze procedure stelt X zich op het standpunt dat de helft van dit geschonken bedrag in de aangifte over 2009 in aftrek kan worden gebracht van zijn box 1-inkomen, als negatieve inkomsten uit overige werkzaamheden.
Volgens Hof Den Bosch kwalificeert de lening als een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 3.91, derde lid, Wet IB 2001.
Voor een afwaardering van de uit de lening voortvloeiende vordering is echter geen plaats omdat sprake is van een onzakelijke lening, aldus het Hof. Het verlies op de geldlening kan derhalve niet op het resultaat uit overige werkzaamheid in mindering worden gebracht. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan afwaardering van de vordering toch zou kunnen plaatsvinden zijn volgens het Hof niet aannemelijk geworden.
X heeft cassatieberoep ingesteld maar volgens de Hoge Raad is dat ongegrond.
Het Hof heeft op goede gronden geoordeeld dat het verlies op de geldlening niet op het resultaat uit overige werkzaamheden in mindering kan worden gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
21 april 2016
Rolnummer
15/03701
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:703
bwbr0002672&artikel=13d&lid=2,bwbr0002672&artikel=13d&lid=5,bwbr0011353&artikel=3.8,bwbr0011353&artikel=3.91&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.91&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.92&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.94

Naar de bovenkant van de pagina