Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) houdt zich bezig met het verlenen en verstrekken van adviezen. Naar aanleiding van een door X ingediend correctiebericht is haar over het tijdvak maart 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen in verband met crisisheffing opgelegd van € 166.523. Eveneens is een verzuimboete van € 4.920 opgelegd. Rechtbank Noord-Holland heeft de verzuimboete verminderd tot € 4.182.

In hoger beroep was enkel in geschil of de verzuimboete terecht is opgelegd. Met aanhaling van een passage uit een op 18 juni 2015 genomen conclusie van A-G Wattel (15/00340, ECLI:NL:PHR:2015:947) heeft Hof Amsterdam X gevolgd in haar betoog dat een pleitbaar standpunt aan het opleggen van de boete in de weg staat. Op deze grond heeft het Hof de boete vernietigd.

De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. De in de bestreden uitspraak aangehaalde beschouwingen in de conclusie van 18 juni 2015 laten zich aldus samenvatten dat de crisisheffing naar het inzicht van de A-G een schending van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM vormt voor zover deze heffing is verbonden aan beloningen die zijn toegekend voorafgaand aan de dag waarop het invoeren van de heffing werd aangekondigd (25 mei 2012). Voor zover X in deze conclusie een bevestiging heeft kunnen zien van de pleitbaarheid van een standpunt inzake de crisisheffing, kan die bevestiging alleen betrekking hebben op de hoogte van het door de Belastingdienst te innen bedrag in verband met het deel van de aan werknemers toegekende beloning dat voorafgaande aan 25 mei 2012 is betaald. In de conclusie van 18 juni 2015 is geen steun te vinden voor de pleitbaarheid van een standpunt erop neerkomend dat geen enkel bedrag aan crisisheffing betaald zou hoeven worden. Het Hof heeft dit miskend.

Het incidenteel cassatieberoep van X wordt met toepassing van artikel 81 Wet RO verworpen.

De Hoge Raad doet de zaak af. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.

Nagenoeg conform Conclusie A-G Niessen (NLF 2019/2596, met noot van Van der Vegt). De A-G heeft verwijzing voorgesteld.

De Hoge Raad heeft in onder andere het arrest van 21 april 2017 geoordeeld dat indien een onjuiste belastingaangifte wordt gedaan geen vergrijpboete kan worden opgelegd als een pleitbaar standpunt wordt ingenomen. Een pleitbaar standpunt is een standpunt dat gebaseerd kan worden op een pleitbare uitleg van het (fiscale) recht. Dat houdt in dat de belastingplichtige ten tijde van het doen van die aangifte – naar objectieve maatstaven gemeten – redelijkerwijs kon en mocht menen dat deze uitleg en daarmee de door hem gedane aangifte juist was. Alsdan is geen sprake van opzet of grove schuld, ook al wordt het standpunt (later) onjuist bevonden. Sinds dit zogenoemde Credit Suisse-arrest staat vast dat objectief wordt beoordeeld of een standpunt pleitbaar is.

De Hoge Raad vult in het onderhavige arrest de toets ‘naar objectieve maatstaven gemeten’ verder in. De Hoge Raad overweegt dat degene die zich op een pleitbaar standpunt beroept daarbij een beroep kan doen op bronnen of opinies waarmee hij ten tijde van het doen van de aangifte niet bekend was.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Loonbelasting
Belastingtijdvak
maart 2013
Instantie
HR
Datum instantie
20 december 2019
Rolnummer
19/02158
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:2020
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/0113
Aflevering
9 januari 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB2980
bwbr-eerste&artikel=1,bwbr-eerste&artikel=1,bwbr-eerste&artikel=1,bwbr0002320&artikel=67c,bwbr0002320&artikel=67c,bwbr0002320&artikel=67d&lid=1,bwbr0002320&artikel=67e&lid=1,bwbr0002320&artikel=67f&lid=1,bwbr0002471&artikel=32bd,bwbr0002471&artikel=32bd

Naar de bovenkant van de pagina