Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze BPM-zaak heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat de door X (belanghebbende) te laat ingediende bezwaarschriften kennelijk niet-ontvankelijk zijn en dat de Inspecteur daarom op grond van artikel 7:3, aanhef en onderdeel a, Awb mocht afzien van het horen van X.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. Het oordeel van het Hof is juist.

Het is niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het Unierecht, en in het bijzonder het Unierechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging, niet van het bestuursorgaan verlangt dat het de belanghebbende vooraf hoort over zijn voornemen om het door die belanghebbende ingediende bezwaarschrift met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk te verklaren in het geval dat (i) dit bezwaarschrift na afloop van de termijn van zes weken is ingediend, (ii) het bestuursorgaan op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs ervan kan uitgaan dat artikel 6:11 Awb (verschoonbare termijnoverschrijding) niet van toepassing is, en (iii) de beslissing van het bestuursorgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar aan de rechter kan worden voorgelegd ter toetsing van de juistheid ervan.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
juni 2013 t/m februari 2017
Instantie
HR
Datum instantie
21 januari 2021
Rolnummer
19/03309
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:84
Auteur(s)
Wendy Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2021/0258
Aflevering
4 februari 2021
Judoreg
NFB4091
bwbr0005537&artikel=6:11,bwbr0005537&artikel=6:11,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:3

Naar de bovenkant van de pagina