Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft over de jaren 2012 tot en met 2015 suppletieaangiften omzetbelasting ingediend die zijn gevolgd door naheffingsaanslagen. De naheffingsaanslagen hebben gedeeltelijk betrekking op bedragen die X via het Btw-compensatiefonds (BCF) had moeten terugvragen, maar die zij, bij nader inzien ten onrechte, in haar aangiften omzetbelasting heeft verwerkt. Na een aanvullende opgave voor de vaststelling van de vergoeding uit het BCF zijn deze bedragen alsnog verwerkt.

In geschil is of over de jaren 2012 tot en met 2015 terecht en tot de juiste bedragen belastingrente in rekening is gebracht. Daarnaast zijn verzuimboetes in geschil.

Volgens Hof Den Haag heeft Rechtbank Den Haag begrijpelijk en juist geoordeeld dat met betrekking tot de beschikkingen belastingrente het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. De bedragen zijn overeenkomstig de bedoeling van de regelgever aan X berekend.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot de beslissing heeft kunnen komen om bij de naheffingsaanslagen verzuimboetes op te leggen. De boetebeschikkingen zijn daarom door de Rechtbank vernietigd. Het hoger beroep van de Inspecteur ten aanzien van de verzuimboetes faalt. Zo de Inspecteur al gelijk heeft in het licht van de regelgeving en het door de Belastingdienst te voeren beleid, acht het Hof gelet op de positief en opbouwend te achten handelwijze van X, geen plaats voor een boete.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012-2015
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
15 oktober 2020
Rolnummer
20/00301; 20/00302; 20/00303; 20/00304; 20/00313; 20/00314
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2223
NLF-nummer
NLF 2020/2686
Aflevering
10 december 2020
bwbr0002320&artikel=67c,bwbr0002320&artikel=67c

Naar de bovenkant van de pagina