Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) drijft een vastgoedonderneming en staat aan het hoofd van een fiscale eenheid voor de vpb. In de jaren 2002 tot en met 2009 zijn door zowel X als door nadien in de fiscale eenheid gevoegde dochtermaatschappijen aanzienlijke (voorvoegings)verliezen geleden.

X heeft in 2010 een belastbare winst van € 15.341.680 genoten, welk bedrag door X is verantwoord in haar aangifte vpb 2010. Bij de vaststelling van de definitieve aanslag is de belastbare winst, in afwijking van de door X ingediende aangifte, foutief vastgesteld op nihil. Deze fout heeft tot gevolg gehad dat bij het vaststellen van de definitieve aanslag een verliesverrekeningsbeschikking van € 15.341.680 achterwege is gebleven. Om deze fout te herstellen heeft de Inspecteur aan X een navorderingsaanslag opgelegd en daarbij gelijktijdig op de voet van artikel 21a Wet VpB 1969 bij beschikking vastgesteld dat een bedrag van € 15.341.680 aan verliezen uit voorgaande jaren is verrekend met de belastbare winst van het onderhavige jaar (de verliesverrekeningsbeschikking).

In geschil is of de Inspecteur de gemaakte fout kan herstellen door middel van de in geschil zijnde verliesverrekeningsbeschikking.

X stelt dat bij het opleggen van de definitieve aanslag een impliciete verliesverrekeningsbeschikking was afgegeven en dat deze niet kan worden herzien bij het opleggen van een navorderingsaanslag van nihil. Met andere woorden: met deze stelling probeert X de voorwaarts verrekenbare verliezen ‘veilig te stellen’ c.q. extra te kunnen gebruiken in de toekomst.

Hof Den Haag heeft het hoger beroep van X echter ongegrond verklaard.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

Een geval als dit kenmerkt zich daardoor dat de correctie van de belastbare winst geheel wegvalt tegen nog te verrekenen verliezen, zodat geen belasting kan worden nagevorderd. Ook in zo’n geval moet, indien overigens aan de voorwaarden voor navordering is voldaan, het bedrag van de nadere verliesverrekening op de voet van artikel 21a Wet VpB 1969 worden vastgesteld bij een – nadere – voor bezwaar vatbare beschikking.

Voor het Hof was voorts niet in geschil dat was voldaan aan de voorwaarden voor navordering, aldus de Hoge Raad.

Het bedrag van een met de belastbare winst verrekend verlies wordt vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over dat jaar. Door het vaststellen van deze zogenoemde verliesverrekeningsbeschikking kunnen eventuele discussies over de omvang van de nog te verrekenen verliezen worden voorkomen. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een verliesverrekeningsbeschikking te herzien. De onderhavige zaak heeft betrekking op deze lacune in de wet.

Belastbaar bedrag

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
HR
Datum instantie
20 maart 2020
Rolnummer
18/02355
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:482
Auteur(s)
dr. L.C. van Hulten
Deloitte/Erasmus Universiteit
NLF-nummer
NLF 2020/0769
Aflevering
2 april 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3149
bwbr0002672&artikel=7&lid=2,bwbr0002672&artikel=15bc,bwbr0002672&artikel=15bc&lid=3,bwbr0002672&artikel=21a,bwbr0002672&artikel=21a&lid=3,bwbr0002672&artikel=25b&lid=3,bwbr0011353&artikel=3.55,bwbr0002672&artikel=7&lid=2,bwbr0002672&artikel=21a&lid=3,bwbr0002672&artikel=21a,bwbr0011353&artikel=3.55

Naar de bovenkant van de pagina