Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(31)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een belastingplichtige bewoont in België een kasteel. Hij werkt in Nederland. Het kasteel is in België bij koninklijk besluit aangewezen als beschermd monument. Indien het kasteel op Nederlands grondgebied zou hebben gelegen, zou het op de monumentenlijst, als bedoeld in artikel 6.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001, zijn opgenomen. De belastingplichtige kiest voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige en brengt de onderhoudskosten van het kasteel in aftrek als uitgaven voor monumentenpanden. De inspecteur weigert de aftrek, omdat het kasteel niet is ingeschreven in de registers van de Monumentenwet 1988. In geschil is de vraag of de beperking van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden die zijn ingeschreven in de Nederlandse registers, in strijd is met het EG-recht. Het Hof beantwoordt de vraag bevestigend.
Het Hof acht sprake van een ongelijke behandeling van ingezetenen ten opzichte van niet-ingezetenen. Naar het oordeel van het Hof volgt uit de stukken van het geding dat de belastingplichtige een Schumacker-gelijke is. Hij heeft aannemelijk gemaakt dat ten minste 90% van zijn belastbaar inkomen in Nederland aan de belastingheffing onderworpen is. Aangezien hij een Schumacker-gelijke is, heeft hij recht op de Nederlandse fiscale faciliteiten die betrekking hebben op zijn persoonlijke en gezinssituatie. Een aftrekpost als de onderhavige, die rechtstreeks van invloed is op zijn draagkracht en het op hem van toepassing zijnde belastingtarief, moet gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG als een dergelijke faciliteit worden aangemerkt, aldus het Hof. De belastingplichtige moet voor de negatieve opbrengsten van het kasteel op dezelfde wijze in de belastingheffing worden betrokken als een Nederlands ingezetene, zonder dat acht wordt geslagen op een eventuele aftrekmogelijkheid in België. De inspecteur heeft ten slotte nog gesteld, dat zo sprake zou zijn van discriminatie, daarvoor een rechtvaardigingsgrond zou bestaan. Voor wat betreft rijksmonumenten zou een rechtvaardiging bestaan in het doel om het nationale culturele erfgoed te beschermen. Met de Rechtbank is het Hof echter van oordeel, dat deze grond onvoldoende is. Er wordt een aftrek van 16.819 euro toegestaan.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
7 juli 2011
Rolnummer
09/00160
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BT8219
bwbid=bwbr0&artikel=6.31

Naar de bovenkant van de pagina