Direct naar content gaan

Samenvatting

Van een holding waren drie management-BV's ieder voor 1/3 aandeelhouder van het geplaatste kapitaal. Deze holding bezat alle aandelen van een werkmaatschappij. De directeuren-enig-aandeelhouders van de management-BV's traden op als managers van die werkmaatschappij. In 1998 zijn de aandelen van die werkmaatschappij aan een derde verkocht. Bij de verkoop heeft een specialist (verder: K) bemiddeld die uiteindelijk zijn factuur met omzetbelasting gezonden heeft aan één van de management-BV's (verder X BV) die hem ook heeft voldaan en de in rekening gebrachte omzetbelasting heeft afgetrokken. De inspecteur heeft die aftrek niet toegestaan omdat de factuur de holding betrof die de aandelen van de werkmaatschappij had verkocht. Dat argument heeft het Hof verworpen omdat niet aantoonbaar is dat tussen K en de holding een rechtsbetrekking heeft bestaan. Toch laat het Hof de aftrek niet toe. Volgens het Hof houden de diensten verband met een belang van de dga van X BV als (middellijk) aandeelhouder en particuliere belegger, en zijn de diensten ook als zodanig verbruikt. Op grond daarvan moet de dga van X BV worden aangemerkt als de afnemer van de diensten. Dat de facturen van K zijn gericht aan X BV en door haar zijn voldaan, doet daaraan naar het oordeel van het Hof niet af. X BV heeft tegen de Hof-uitspraak cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het ervoor gehouden moet worden dat degene aan wie door een ondernemer een factuur wordt uitgereikt waarin hij wordt genoemd als degene aan wie de in de factuur vermelde levering of dienst is verricht en waarin hij verplicht wordt te betalen, degene is aan wie de ondernemer zijn leveringen of diensten heeft verricht in de zin van artikel 15, lid 1, aanhef en letter a Wet OB. In het onderhavige geval heeft K ter zake van door haar verrichte diensten facturen aan X BV uitgereikt, zodat - behoudens tegenbewijs - het ervoor moet worden gehouden dat X BV degene is geweest aan wie K de diensten heeft verleend. Door desondanks op X BV de last te leggen aannemelijk te maken dat de diensten aan haar zijn verricht, heeft het Hof vorenstaande rechtsregel miskend. Het cassatieberoep van X BV wordt gegrond verklaard en de zaak wordt verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
2 december 2011
Rolnummer
43.813
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BU6535
bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=37e

Naar de bovenkant van de pagina