Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(1)
  • Jurisprudentie(99)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak staat de vraag centraal of een maatschap van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers terecht is aangemerkt als btw-ondernemer in de zin van artikel 7, lid 1, Wet OB, en zo ja, of de door haar verrichte prestaties – die op basis van contracten voor een bepaalde tijd worden uitgevoerd door haar maten – de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel c, of onderdeel g, sub 1, van de Wet, deelachtig kunnen worden.
Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de maatschap btw-ondernemer is en dat haar prestaties niet onder enige vrijstelling vallen. De maatschap heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld.
A-G Van Hilten komt tot de conclusie dat de maatschap wel als btw-ondernemer moet worden aangemerkt, maar dat het oordeel van het Hof dat er geen sprake is van medische verzorging (die van btw is vrijgesteld), hetzij op een onjuiste rechtsopvatting berust, dan wel zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is.
De A-G stelt daarom stelt daarom verwijzing voor.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
A-G
Datum instantie
17 juni 2013
Rolnummer
12/02960
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:619
11&g=2014-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina