Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man stelt bij de Hoge Raad dat het Hof niet had mogen volstaan met het oordeel dat de lange duur van de bezwaarfase niet kan leiden tot vermindering of vernietiging van de aanslag, maar dat het Hof had moeten beooordelen of deze lange duur een schadevergoeding rechtvaardigt.
De Hoge Raad oordeelt dat de man zich in feite beroept op een overschrijding van de redelijke termijn.
Het oordeel van het Hof dat de man geen aanspraak maakt op vergoeding van immateriële schade, is daarom volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk.
De Hoge Raad oordeelt voorts dat het oordeel van het Hof zich niet verdraagt met het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 09/05112, LJN BO5080. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat bij overschrijding van de redelijke termijn recht bestaat op een vergoeding van immateriële schade. Daarbij is het uitgangspunt voor de schadevergoeding dat een tarief dient te worden gehanteerd van 500 euro per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2003
Instantie
HR
Datum instantie
13 juli 2012
Rolnummer
11.03864
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX0914

Naar de bovenkant van de pagina