Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man oefent een praktijk uit in de alternatieve geneeskunde. Hij behandelt patiënten met psychische klachten door middel van gesprekken; in een soort trance herbeleven de patiënten wat is gebeurd.
Bij een patiënt met lichamelijke klachten vindt behandeling plaats door middel van magnetiseren.
De therapeut hoort niet tot de BIG-geregistreerde paramedici en psychologen.
In deze procedure is in geschil of hij niettemin in aanmerking komt voor een vrijstelling van omzetbelasting.
Nu de therapeut niet is ingeschreven in het BIG-register is voor de vrijstelling ingevolge artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB alleen plaats, voor zover hier van belang, indien sprake is van 'diensten door psychologen'.
Rechtbank Breda heeft geoordeeld dat de vrijstelling in dit geval niet van toepassing is.
Zij heeft de gevolgde parttime opleiding hierbij doorslaggevend geacht.
Volgens Hof Den Bosch worden aan de term 'psychologen' als bedoeld in artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB geen specifieke opleidingseisen gesteld.
Het oordeelt dat de gespreksbehandelingen van de therapeut zozeer overeenkomen met de werkzaamheden van psychologen dat zij kwalificeren als vrijgestelde diensten door psychologen.
De behandelingen in de vorm van magnetiseren komen volgens het Hof niet overeen met diensten verleend door psychologen.
Deze zijn naar nationaal recht wel belast met omzetbelasting.
Het Hof komt echter tot het oordeel dat deze behandelingen zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van het Europese recht.
De therapeut kan ten aanzien van deze behandelingen vrijstelling van omzetbelasting ontlenen aan een rechtstreekse werking van richtlijnbepalingen (artikel 13, letter A, lid 1, aanhef en onderdeel c, van de Zesde Richtlijn respectievelijk artikel 132, lid 1, aanhef en onderdeel c, van de Btw-richtlijn).
Dit geldt overigens ook voor de gespreksbehandelingen, aldus het Hof.
Tegen dit oordeel heeft de Staatssecretaris cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G Van Hilten is dit ongegrond.
Het Hof is van een juiste rechtsopvatting uitgegaan.

Metadata

Rubriek(en)
OMZETBELASTING
Belastingtijdvak
2004 - 2007
Instantie
A-G
Datum instantie
15 juli 2014
Rolnummer
13/02667
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:1731

Naar de bovenkant van de pagina