Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(13)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een detailhandelaar in dames- en herenschoenen, die daarnaast groothandelsactiviteiten verricht, heeft over de tijdvakken januari 2008 tot en met mei 2009 in zestien verzoeken forse bedragen aan OB teruggevraagd. Omdat tussen de inspecteur en de handelaar onenigheid ontstaat, neemt de inspecteur geen beslissing inzake die teruggaaf. Nadat de handelaar een mislukte poging gedaan had om via een kort geding de gewenste teruggaaf te ontvangen, stelt hij beroep in wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om teruggaaf en doet daarbij een beroep op artikel 6:2 onderdeel b, Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat het niet tijdig beslissen (te weten binnen 8 weken) met een besluit wordt gelijkgesteld.
Het Hof heeft de handelaar niet-ontvankelijk verklaard omdat hij de inspecteur niet voorafgaand aan het beroep formeel in gebreke heeft gesteld. Het Hof doet dit ambtshalve op grond van het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2011, nr. 10.03845 waarin geëist wordt dat de belastingrechter de ontvankelijkheid van een beroep zelfstandig onderzoekt. Dat uit het gedrag van de handelaar voorafgaand aan het beroep duidelijk moet zijn geworden dat hij vindt dat hem onrecht is aangedaan, kan het ontbreken van de formele ingebrekestelling niet vervangen.
De handelaar heeft tegen de uitspraak van het Hof cassatieberoep ingesteld. Hij ziet als ingebrekestelling de eerdere (afgewezen) vorderingen in kort geding bij de burgerlijk rechter, ziende op de verzochte teruggaven van omzetbelasting.
A-G IJzerman vindt niet dat de dagvaarding of de procedure in kort geding in bestuursrechtelijke zin is te zien als een aan de inspecteur gerichte ingebrekestelling. Anders dan de handelaar meent, zijn er volgens de A-G redenen om ook in dit geval ingebrekestelling te verlangen. De zin van een ingebrekestelling had kunnen zijn om de inspecteur een laatste termijn te stellen waarbinnen teruggaafbeschikkingen zouden worden genomen, zelfs al zouden die negatief uitpakken voor de handelaar. Vervolgens zou de weg opstaan naar bezwaar en beroep tegen die gemotiveerde beschikkingen.
De A-G adviseert de Hoge Raad al met al om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008-2009
Instantie
A-G
Datum instantie
21 november 2012
Rolnummer
12/02259
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BY5323
bwbid=bwbr0&artikel=6:02,bwbid=bwbr0&artikel=6:12

Naar de bovenkant van de pagina