Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Advocaat Generaal IJzerman heeft in vijf proefprocedures een conclusie uitgebracht over de vraag of het onderscheid in de Successiewet tussen de erf- en schenkbelasting van particulier vermogen en ondernemingsvermogen in strijd is met het internationaal verankerde gelijkheidsbeginsel. Volgens de A-G is dat tot op zekere hoogte het geval.
In de huidige wet is een (extra) vrijstelling opgenomen van 100% van de waarde van verkregen ondernemingsvermogen tot aan € 1.006.000 en 83% van de waarde die boven dat bedrag uitkomt. Deze vrijstelling is bekend als de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF). Alleen degenen die ondernemingsvermogen erven of geschonken krijgen, hebben recht op die vrijstelling. De vrijstelling is de afgelopen jaren voortdurend uitgebreid: in 2002 van 25% naar 30%, in 2005 naar 60%, naar 75% in 2006 en tot aan de nu geldende percentages per 1 januari 2010.
Volgens de A-G bestaat bij een vrijstelling van 75% voor ondernemingsvermogen nog een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling tussen verkrijgers van particulier vermogen en van ondernemingsvermogen. Als rechtvaardiging heeft de wetgever aangevoerd dat de vrijstelling liquiditeitsproblemen bij de verkrijging van ondernemingsvermogen voorkomt.
Bij de wettelijke verhoging van de vrijstelling naar meer dan 75% per 1 januari 2010 is volgens de A-G echter geen sprake meer van een dergelijke rechtvaardiging. Hij neemt daarbij in aanmerking dat de Raad van State de wetgever heeft gewaarschuwd dat verdere uitbreiding van de vrijstelling spanning oproept met het gelijkheidsbeginsel. De wetgever heeft ondanks die waarschuwing geen onderzoek gedaan naar de noodzaak en effectiviteit van de verdere uitbreiding.
De A-G adviseert de Hoge Raad verkrijgers van particulier vermogen rechtsherstel te verlenen door vanaf het jaar 2010 eveneens een vrijstelling toe te kennen naar de mate waarin de BOF voorziet in een hogere wettelijke vrijstelling dan 75%. Dat betekent dat verkrijgers van particulier vermogen recht hebben op een vrijstelling van (100% - 75%=) 25% over de eerste € 1.006.000 en (83% - 75%=) 8% over het meerdere. Dat advies wijkt af van de uitspraak van Rechtbank Breda. Die besliste dat verkrijgers van particulier vermogen recht hebben op de volledige vrijstelling van de BOF.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
30 september 2013
Rolnummer
13/02453
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:862

Naar de bovenkant van de pagina