Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 12 juli 2017 hebben X (belanghebbende) en zijn zus van hun moeder allebei een schenking ontvangen van € 100.000 (schenking 1).

Op 13 juli 2017 hebben X en de zus allebei een schenking ontvangen van Y van € 100.000 (schenking 2). Hun moeder heeft in dat jaar schenkingen van € 50.000 gedaan aan de vier kinderen van Y.

Tussen Y en de vader van X bestond, tot het overlijden van de vader in 2016, een zakelijke relatie.

Ten aanzien van schenking 1 heeft de Inspecteur het beroep van X op de eigenwoningvrijstelling geaccepteerd en een aanslag opgelegd naar een belaste verkrijging van nihil (aanslag 1). Ten aanzien van schenking 2 is de eigenwoningvrijstelling niet toegepast. In geschil is of dat terecht is.

Volgens Rechtbank Den Haag is dat het geval.

De Inspecteur neemt terecht het standpunt in dat X de schenking van Y heeft gekregen krachtens een derdenbeding. De schenkingen door de moeder aan de kinderen van Y en die door Y aan haar kinderen, zijn tussen de schenkers afgestemd en enkel gedaan in de zekerheid dat al deze kruislingse schenkingen zouden worden geëffectueerd. X kan hieraan een bepaalde aanspraak ontlenen.

In werkelijkheid is geen sprake van een gift van Y aan X, maar van een (indirecte) gift van de moeder aan X. Nu de eigenwoningvrijstelling reeds is toegepast bij schenking 1, heeft de Inspecteur de eigenwoningvrijstelling terecht niet toegepast ten aanzien van schenking 2. De wet noch de wetsgeschiedenis biedt ruimte voor het andersluidende standpunt van X. Gelet hierop kan in het midden blijven of sprake is van fraus legis.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
27 juni 2023
Rolnummer
21/3003
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:10328
Auteur(s)
drs. J.E. van den Berg
Duoberg Consultants
NLF-nummer
NLF 2023/1720
Aflevering
3 augustus 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5918
bwbr0002226&artikel=33,bwbr0002226&artikel=33a,bwbr0002226&artikel=33

Naar de bovenkant van de pagina