Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft bezwaar gemaakt tegen een tot haar gerichte WOZ-beschikking. Het bezwaarschrift houdt in: Ik ben het niet eens met de door u bepaalde WOZ-waarde op deze aanslag.

Rechtbank Overijssel heeft in verzet geoordeeld dat het bezwaarschrift hiermee voldoet aan de voorwaarde van artikel 6:5, lid 1, aanhef en onderdeel d, Awb dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevat. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aldus de Rechtbank.

In cassatie wijst het belastingkantoor erop dat met ingang van 1 oktober 2015 de mogelijkheid bestaat om ook tegen een te lage WOZ-waarde op te komen. De klacht faalt voor zover die betoogt dat als gevolg daarvan een bezwaar dat is gericht tegen de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak op grond van de Wet WOZ, niet naar de eisen van artikel 6:5, lid 1, aanhef en onderdeel d, Awb is gemotiveerd indien daaruit niet blijkt of de indiener van dat bezwaarschrift een hogere dan wel een lagere waarde van die zaak bepleit. Dat betoog vindt geen steun in het recht.

Ook voor het overige faalt de klacht. Het oordeel van de Rechtbank geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
HR
Datum instantie
27 oktober 2023
Rolnummer
22/02801
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1493
Auteur(s)
mr. J.M. van der Vegt
Hof Den Bosch
NLF-nummer
NLF 2023/2516
Aflevering
9 november 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB6069
bwbr0005537&artikel=6:5,bwbr0005537&artikel=6:5

Naar de bovenkant van de pagina