Direct naar content gaan

Samenvatting

De aandelen in X (bv) worden (middellijk) gehouden door A. De administratie van X wordt mede verzorgd door een schoonzuster van A. Haar partner is F. X heeft aangifte vpb 2012 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil. De aanslag vpb is dienovereenkomstig vastgesteld.

Op 17 juni 2014 is een bedrag van € 19.500.000 door de Belastingdienst overgemaakt op de bankrekening van X. Deze betaling is het gevolg van een handeling van een medewerker van de Belastingdienst, die moedwillig bij wijze van verminderingsbeschikking van 14 juni 2012 een teruggave van € 19.500.000 ter zake van verrekende dividendbelasting in de systemen van de Belastingdienst heeft verwerkt. X had geen recht op die teruggave. Het bedrag is op dezelfde dag, in deelbedragen, overgeboekt op andere bankrekeningen; € 110.000 op een Nederlandse bankrekening die op naam stond van een bedrijf van A en € 19.390.000 op rekeningen bij enkele Turkse banken, die op naam stonden van F.

Aan X is ter correctie van de ten onrechte bij de verminderingsbeschikking verleende teruggaaf, een navorderingsaanslag vpb 2012 opgelegd. In geschil is of navordering in dit geval mogelijk is.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het ambtshalve genomen besluit van 14 juni 2014 niet aan de Inspecteur kan worden toegerekend. Het besluit is volgens het Hof ongeldig en dient derhalve in dit geding als non-existent te worden beschouwd. Dat betekent dat er geen grondslag was voor de betaling van het bedrag van € 19.500.000 als een teruggaaf van belasting (verrekening van dividendbelasting). De betaling moet worden aangemerkt als een onverschuldigde betaling. Het Hof acht navordering niet mogelijk. Het heeft de navorderingsaanslag vernietigd.

Zowel de staatssecretaris van Financiën als X hebben cassatieberoep ingesteld.

A-G IJzerman meent dat de belastingambtenaar een formeel geldige verminderingsbeschikking heeft vastgesteld. Volgens de A-G kent het (fiscale) bestuursrecht niet de figuur van de van rechtswege nietige aanslag of een van rechtswege nietige beschikking. Indien het zich voordoet dat een op zichzelf bevoegde ambtenaar een te hoge verminderingsbeschikking heeft opgelegd, kan dat binnen de mogelijkheden van artikel 16 AWR worden gecorrigeerd. Deze situatie doet zich hier voor, aldus de A-G. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is daarom gegrond.

X heeft cassatieberoep ingesteld omdat het Hof in afwijking van haar verzoek om een integrale proceskostenvergoeding, een forfaitaire proceskostenvergoeding heeft toegekend. De Inspecteur heeft volgens het Hof niet tegen beter weten in geprocedeerd dan wel zeer onzorgvuldig gehandeld. Dit cassatieberoep faalt, aldus de A-G.

Flauw, maar het moet even: en maar blijven zeggen dat ze het niet leuker kunnen maken! In deze casus levert een vriendelijke omgang met een medewerker van de Belastingdienst – volgens A-G IJzerman was de medewerker al jaren een kennis van de dga – een onterechte uitbetaling op van maar liefst € 19.500.000. De vraag die speelt, is op basis van welke titel de Ontvanger dat (direct weggesluisde) bedrag weer kan proberen terug te halen: een dwangbevel gebaseerd op een onbetaald gebleven navorderingsaanslag of het vonnis van een civiele rechter wegens onverschuldigde betaling. 

Deze conclusie van de A-G ziet op de navorderingsaanslag ter herstel van de (frauduleuze) verminderingsbeschikking, oftewel de fiscale route. Daarnaast lopen er in Nederland strafrechtelijke procedures (die via ontneming wellicht ook soelaas kunnen bieden) en civiele procedures in Turkije. Ten tijde van de fiscale uitspraak van het Hof waren daarin nog geen uitspraken gedaan. 

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
26 april 2018
Rolnummer
17/03710
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:469
Auteur(s)
mr. B.J.G.L. Jaeger
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2018/1199
Aflevering
7 juni 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1549
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=65,bwbr0002320&artikel=65

Naar de bovenkant van de pagina