Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in 2013 in dienst getreden bij A (bv). X komt vanaf 1 september 2013 in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. Hij woonde gedurende de jaren 2014 tot en met 2018 in Nederland en heeft voor die jaren geopteerd voor buitenlandse belastingplicht op grond van artikel 2.6 Wet IB 2001.

In het kader van een participatie (hierna: het plan) hield X lucratiefbelangaandelen via een aanmerkelijk belang in een Luxemburgse vennootschap.

De Inspecteur heeft door X in het kader van het plan ontvangen bedragen van resp. € 557.005 en € 5.298.056 met navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en 2016 belast als row. Voorts heeft hij een dividenduitkering van € 4.071.888 en het verkoopresultaat van € 17.074.745 belast als row bij de aanslag IB/PVV 2018.

In geschil is of de voordelen met betrekking tot de door X gehouden lucratiefbelangaandelen op de voet van artikel 3.95b, lid 5, Wet IB 2001 niet tot het row dienen te worden gerekend. Niet in geschil is dat is voldaan aan de 95%-eis van die bepaling.

X kon volgens Rechtbank Noord-Holland, anders dan de Inspecteur betoogt, als partieel buitenlands belastingplichtige voor de jaren 2015, 2016 en 2018 kiezen voor toepassing van artikel 3.95b, lid 5, Wet IB 2001.

Dat X voor het jaar 2018 heeft gekozen voor toepassing van voormeld artikel is (terecht) niet in geschil.

De Rechtbank volgt X in zijn standpunt dat hij – als partieel buitenlands belastingplichtige – zijn keuze voor toepassing van artikel 3.95b, lid 5, Wet IB 2001 kon maken door de voordelen uit zijn middellijk lucratief belang niet aan te geven. Dat X in zijn aangifte over het jaar 2018 de Inspecteur daarnaast heeft geattendeerd op zijn keuze voor toepassing van artikel 3.95b, lid 5, Wet IB 2001 middels vermelding daarvan op daarvoor niet bestemde velden in de aangifte, leidt niet tot een ander oordeel.

De navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en 2016 zijn ten onrechte opgelegd en de bij de aanslag over 2018 aangebrachte correctie komt te vervallen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2016 en 2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
19 maart 2024
Rolnummer
21/3218; 22/3807; 22/3808
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3177
Auteur(s)
mr. J. Kanters
Lubbers, Boer & Douma
NLF-nummer
NLF 2024/0885
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6338
bwbr0011353&artikel=2.6,bwbr0011353&artikel=2.6,bwbr0011353&artikel=3.95b&lid=5,bwbr0011353&artikel=3.95b&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina