Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak oordeelt Rechtbank Rotterdam dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning van X (belanghebbende) per waardepeildatum 1 januari 2020 niet te hoog is vastgesteld.

De Rechtbank constateert dat de redelijke termijn is overschreden.

De Rechtbank acht het financiële belang (enkele tientallen euro’s) in casu niet dermate gering dat de Rechtbank zou kunnen volstaan met het enkel vaststellen dat de redelijke termijn geschonden is.

De Rechtbank ziet wel aanleiding om af te wijken van het forfaitaire bedrag van € 500 per halfjaar aan immateriële schadevergoeding. Zij verwijst in dit verband naar de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2022, 21/506 en 21/513, ECLI:NL:RBMNE:2022:5547, NLF 2023/0312, met noot van De Roos.

Gelet op de aard en omvang van de procedure en de daarbij te verwachten spanning en frustratie bij X, kent de Rechtbank een immateriële schadevergoeding toe van € 50 per halfjaar.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum instantie
12 juli 2023
Rolnummer
22/423
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2023:6163
NLF-nummer
NLF 2023/1636
Aflevering
20 juli 2023

Naar de bovenkant van de pagina