Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep ingesteld inzake de WOZ-waarde van zijn woning voor de jaren 2019 en 2020.

Voor het jaar 2019 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar volgens Rechtbank Midden-Nederland terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van de WOZ-waarde voor het jaar 2020 heeft de Heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De beroepen zijn ongegrond.

X heeft in beide zaken verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

In casu is de redelijke termijn met ruim negen maanden overschreden.

De Rechtbank oordeelt dat er, binnen de ruimte die de rechtspraak van het EHRM daarvoor biedt, door de Nederlandse bestuursrechter gedifferentieerd moet worden bij de toekenning van een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Het huidige uitgangspunt waarbij in iedere zaak een vergoeding van € 500 per halfjaar termijnoverschrijding wordt toegekend, doet geen recht aan de grote verscheidenheid van zaken die door de bestuursrechter wordt behandeld.

In de voorliggende zaken acht de Rechtbank een schadevergoeding van € 50 per halfjaar termijnoverschrijding billijk.

Omdat een schadevergoeding wordt toegekend vanwege een overschrijding van de redelijke termijn is er in beginsel aanleiding om de Heffingsambtenaar en/of de Staat te veroordelen in de rechtsbijstandskosten die met het oog op de verzoeken om schadevergoeding zijn gemaakt. Volgens de Rechtbank vereist de verdragsconforme toepassing van de schaderegeling uit de Awb niet dat in dit geval voor een beslissing over de vergoeding van rechtsbijstandskosten wordt aangesloten bij het forfaitaire systeem uit het Bpb. Aangezien geen sprake is van daadwerkelijke kosten die X redelijkerwijs heeft moeten maken voor rechtsbijstand in de procedures over de verzoeken om vergoeding van immateriële schade is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2019-2020
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum instantie
21 december 2022
Rolnummer
21/506; 21/513
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:5547
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2023/0312
Aflevering
9 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5592

Naar de bovenkant van de pagina