Wrakingsverzoeken raadsheren Hoge Raad worden buiten behandeling gesteld
HR, 17 december 2021
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(2)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(80)
- Commentaar NLFiscaal(7)
- Literatuur(1)
- Recent(4)
Samenvatting
X (verzoeker) heeft, bij op 18 november 2021 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen berichten, de wraking verzocht van drie raadsheren van de Hoge Raad die uitspraak zullen doen in zijn belastingzaken.
De berichten van 18 november 2021 bevatten weliswaar een uiteenzetting van feiten en omstandigheden, maar geen feiten of omstandigheden die een of meer van de gewraakte raadsheren kunnen betreffen. De berichten bevatten evenmin feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden. De onderhavige verzoeken voldoen daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd en kunnen dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoeken in de zin van artikel 8:15 Awb.
De vierde kamer (wrakingskamer) van de Hoge Raad stelt de verzoeken tot wraking buiten behandeling.
BRON
Beslissing in de zaken van verzoeker te plaats (hierna: verzoeker) betreffende de door verzoeker ingediende verzoeken tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.
1. De procedure
1.1. Verzoeker heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaken die bij de belastingkamer van de Hoge Raad zijn ingeschreven onder de nummers 21/00227 en 21/00254. Bij berichten van 11 november 2021 is aan verzoeker meegedeeld dat op 19 november 2021 in de hiervoor genoemde zaken uitspraak zal worden gedaan. Tevens is daarin meegedeeld dat de beslissingen zullen worden genomen door de raadsheren E.N. Punt, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden.
1.2. Bij op 18 november 2021 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen berichten, heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad. De wrakingsverzoeken zijn bij de Hoge Raad ingeschreven onder de nummers 21/04805 en 21/04806. De drie raadsheren waartegen de wrakingsverzoeken zijn gericht hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten.
2. Beoordeling van de wrakingsverzoeken
2.1. Ingevolge artikel 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 AWR is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
2.2. Verzoeker heeft in zijn (identieke) berichten van 18 november 2021 het volgende aangevoerd:
2.3. Ingevolge artikel 8:16 lid 2 Awb moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek dat niet voldoet aan deze motiveringseis, kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen (artikel 8:16 lid 3 Awb). Artikel 2.3.2, aanhef en onder a, Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd. Artikel 8:18 lid 1 Awb staat daaraan niet in de weg. Dat voorschrift is immers alleen van toepassing indien sprake is van een verzoek dat kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Die uitleg sluit ook aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, inhoudende dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat “does not immediately appear to be manifestly devoid of merit”.
2.4. De berichten van 18 november 2021 bevatten weliswaar een uiteenzetting van feiten en omstandigheden, maar geen feiten of omstandigheden die een of meer van de gewraakte raadsheren kunnen betreffen. De berichten bevatten evenmin feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden. De onderhavige verzoeken voldoen daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd en kunnen dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoeken in de zin van artikel 8:15 Awb. Om die reden zal de wrakingskamer de verzoeken buiten behandeling laten.
3. Beslissing
De Hoge Raad stelt de verzoeken tot wraking buiten behandeling.
Deze beslissing is gewezen door de vicepresident V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Woller-van Welie, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.