Direct naar content gaan

Samenvatting

De gemeente Krimpen aan den IJssel (X; belanghebbende) exploiteert twee gemeentelijke begraafplaatsen. Zij verricht werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, het onderhoud en de uitbreiding van beide begraafplaatsen. Ook is zij belast met de uitgifte van grafrechten voor deze begraafplaatsen. In 2007 heeft zij de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht met betrekking tot deze begraafplaatsen gecompenseerd met een bijdrage uit het Btw-compensatiefonds. In cassatie strijden partijen erover of deze compensatie terecht is.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat X de begraafplaatsen exploiteert als overheid, zodat de in rekening gebrachte omzetbelasting compensabel is. De staatssecretaris heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. A-G Ettema maakt uit de rechtspraak van het HvJ en de Hoge Raad over overheidshandelen op dat X de gemeentelijke begraafplaatsen exploiteert als overheid, als de exploitatie plaatsvindt in het kader van een specifiek voor haar geldend juridisch regime en zij daarbij gebruikmaakt van specifiek voor de overheid geldende voorrechten. Dit is volgens de A-G het geval. Voorts is de A-G van mening dat de exploitatie van een begraafplaats niet valt onder ‘diensten van lijkbezorgers’ en (dus) niet op grond van de Wet OB 1968 vrijgesteld is, maar enkel door goedkeurend beleid.

Conclusie, het cassatieberoep van de staatssecretaris is ongegrond.

Kan de gemeente Krimpen aan den IJssel btw op kosten die zij voor haar begraafplaatsen maakt, volledig compenseren? Hiervoor is in dit geval vereist dat:

  1. de relevante activiteiten die de gemeente tegen vergoeding verricht – onder andere het verstrekken van grafrechten – btw-onbelaste overheidstaken zijn (artikel 3 Wet BCF);
  2. deze activiteiten niet zouden zijn vrijgesteld van btw, zou een reguliere ondernemer deze verrichten (artikel 4, lid 1, onderdeel b (destijds c), Wet BCF).

A-G Ettema belicht beide vereisten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
A-G
Datum instantie
28 februari 2019
Rolnummer
18/01712
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:185
NLF-nummer
NLF 2019/0785
Aflevering
4 april 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2387
bwbr-btw-ri&artikel=13,bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0013817&artikel=3

Naar de bovenkant van de pagina