Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft bij akte van levering van 15 mei 2018 de eigendom verkregen van onroerende zaken. Zij stelt in deze procedure dat de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV van toepassing is op de verkrijging van de onroerende zaken (bedrijfsopvolgingsvrijstelling). Zij doet in dit verband een beroep op de arresten HR 23 februari 2007, 41.591, ECLI:NL:HR:2007:AU8559, HR 10 juni 2011, 10/00498, ECLI:NL:HR:2011:BQ7580 en HR 30 november 2018, 17/04543, ECLI:NL:HR:2018:2110, NLF 2018/2667, met noot van Gassler (hierna: de doorkijkarresten).

Rechtbank Gelderland geeft X geen gelijk. De Rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de doorkijkarresten alle betrekking hebben op de overdracht van aandelen die op grond van de fictie van artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet BRV aangemerkt worden als onroerende zaken. De doorkijkarresten hebben tot gevolg dat de fictie van artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet BRV wordt beperkt en niet, zoals X bepleit, dat de werking van de bedrijfsopvolgingsvrijstelling wordt uitgebreid.

Bij de verkrijging van X is sprake van een geheel andere situatie. X verkrijgt geen aandelen, maar onroerende zaken. Er kan dus niet door aandelen heen gekeken worden naar achterliggende onroerende zaken. Bij de verkrijging van deze onroerende zaken wordt niet aan de voorwaarden voor (in dit geval) de bedrijfsopvolgingsvrijstelling voldaan. Daarom is sprake van een belaste verkrijging.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
15 november 2019
Rolnummer
18/6275
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:5207
NLF-nummer
NLF 2019/2792
Aflevering
19 december 2019
bwbr0002740&artikel=4&lid=1,bwbr0002740&artikel=4&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina