In deze opinie stelt Reinier Kooiman de vraag aan de orde waarom de vennootschapsbelasting eigenlijk bestaat.
In alle recente discussies over de vennootschapsbelasting komt geregeld de vraag op waarom deze belasting eigenlijk bestaat. In de recente Bouwstenennotitie wordt door het ministerie van Financiën het volgende antwoord gegeven:
Die gedachtegang is weinig origineel, want blijkt gebaseerd te zijn op par. 1.3 van het rapport van de Commissie-Ter Haar.
Helaas krijgt de grondslag van de vennootschapsbelasting nauwelijks aandacht. In de enkele zinnen die de Commissie-Ter Haar aan deze vraag besteedt, denkt zij te weten dat de huidige vpb een belangrijke rol vervult als (voor)heffing op het rendement van (buitenlandse) aandeelhouders. Zo’n voorheffing is nodig omdat aandeelhouders zelf mobieler zijn, waardoor zij lastiger zijn te belasten dan de ondernemingen waarin zij beleggen. Een ander argument is dat de vennootschapsbelasting de mogelijkheden beperkt van dga’s om belasting te ontwijken door arbeidsinkomen om te zetten in winstinkomen.
Opvallend is dat de commissie zich baseert op economische literatuur over een winstbelasting. Je zou toch zeggen dat de rechtsgrond van een belasting in de eerste plaats wordt gebaseerd op de bedoeling van de wetgever. Het gaat hier niet zomaar om een winstbelasting, maar om de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Een rijksbelasting die door de wetgever is ingevoerd. De kernvraag is waarom de wetgever vennootschapsbelasting wil heffen. Zonder beantwoording van die vraag komt een evaluatie niet verder dan het kanaliseren van onderbuikgevoelens of het nastreven van economische efficiëntie. Dat klemt temeer nu de commissie moest onderzoeken of de belastingheffing van multinationals wel eerlijk verloopt.
Centraal in de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse vennootschapsbelasting staat de zelfstandigheid van de kapitaalvennootschap als aanknopingspunt voor belastingheffing. Zo’n kapitaalvennootschap heeft door het afgescheiden vermogen het voordeel van onbeperkte winstkansen tegenover gelimiteerde aansprakelijkheid. Bovendien biedt de kapitaalvennootschap de randvoorwaarden om een groot kapitaal bijeen te brengen en daardoor schaalvoordelen te behalen. Deze voordelen zijn voor de wetgever reden geweest om de kapitaalvennootschap als zelfstandig fiscaal subject te zien.
De vpb heeft niet ten doel heeft om de draagkracht van de ene of andere persoon te treffen of te ontzien.
Volgens het ministerie is de vpb verre van ideaal, omdat een winstbelasting op het niveau van de onderneming economisch verstorend is. Maar dat is nu juist de bedoeling van de wetgever geweest. De vpb beoogt om een extra belasting te heffen op ondernemen door middel van een kapitaalvennootschap. Neutraliteit is juist niet het doel. Net zoals de onroerendezaak- en overdrachtsbelasting investeringen in vastgoed duurder maken, is het effect van de vennootschapsbelasting dat investeringen door middel van een kapitaalvennootschap duurder worden, omdat er een extra belasting op de vennootschap drukt. Spreken over de toekomst van de vennootschapsbelasting zonder te onderkennen dat deze belasting direct samenhangt met de voordelen die de kapitaalvennootschap biedt, is kortzichtig en laat de vraag naar een eerlijke belastingheffing onbeantwoord.