Ontbrekend bezwaarschrift in pakket van 740 bezwaarschriften; pro-formabezwaar
Hof Den Haag, 7 september 2021
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(5)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(5)
- Jurisprudentie(387)
- Commentaar NLFiscaal(11)
- Literatuur(3)
- Recent(3)
Samenvatting
Op 25 maart 2019 heeft de gemachtigde van X een pakket met 740 bezwaarschriften tegen de hoogte van de vastgestelde WOZ-waarden naar de Heffingsambtenaar gezonden. Het pakket was voorzien van een begeleidende brief en een overzichtslijst. Er ontbraken echter tien bezwaarschriften die wel waren vermeld op de overzichtslijst, waaronder het bezwaarschrift van X (belanghebbende). Dit bezwaar is door de Heffingsambtenaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Den Haag heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hof Den Haag is het echter niet met de Rechtbank eens.
Het had voor de Heffingsambtenaar duidelijk kunnen zijn dat de gemachtigde ook voor de tien ontbrekende originele bezwaarschriften, waaronder dat van X, de bedoeling had bezwaar te maken. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de Heffingsambtenaar uit de bijgevoegde overzichtslijst kon kennisnemen van de naam van X, het adres van zijn woning, het belastingjaar en het aanslagnummer. De brief van 25 maart 2019 in samenhang met de bijgevoegde overzichtslijst kwalificeert derhalve als een pro-formabezwaarschrift. Gelet hierop had de Heffingsambtenaar X conform artikel 6:6 Awb in de gelegenheid moeten stellen het verzuim te herstellen. Het Hof is voorts van oordeel dat X – doordat hem niet de gelegenheid is geboden het verzuim te herstellen – in beroep niet kan worden tegengeworpen dat het gemaakte bezwaar niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet (zie ABRvS 1 maart 2017, 201600880/1/A1, ECLI:NL:RVS:2017:551).
BRON
Uitspraak van 7 september 2021 in het geding tussen:
X te Z, belanghebbende, (gemachtigde: G. Gieben)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de Heffingsambtenaar, (vertegenwoordiger: …)
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 februari 2021, nummer SGR20/592.
Procesverloop
1.1. De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2018 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 155.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2019 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (de aanslag).
1.2. De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 48. De beslissing van de Rechtbank luidt als volgt, waarbij belanghebbende is aangemerkt als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 134. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 augustus 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning betreft een appartement op de begane grond met een schuur. De oppervlakte van de woning is ongeveer 56 m2.
2.2. Met dagtekening 12 februari 2019 is aan belanghebbende de beschikking gegeven en is de aanslag opgelegd.
2.3. Het bezwaarschrift van de gemachtigde van belanghebbende, waarin hij bezwaar maakt tegen de beschikking en de aanslag, is gedagtekend op 2 maart 2019.
2.4. De Heffingsambtenaar heeft de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en daarbij te kennen gegeven dat het bezwaarschrift niet tijdig (op 13 mei 2019) is ingediend.
2.5. Bij brief van 17 mei 2019 heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd op de onder 2.4 vermelde ontvangstbevestiging. In die brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
2.6. De Heffingsambtenaar heeft vervolgens het bezwaar inhoudelijk in behandeling genomen en bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.
2.7. De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatieverslag overgelegd. Daarin is de waarde van de woning op de waardepeildatum bepaald op € 155.000. Het taxatieverslag bevat de volgende gegevens:
Adres |
GO |
bouwjaar |
Koopsom |
Datum koopakte |
[adres] |
56 m² |
1935 |
||
[adres 2] |
61 m² |
1943 |
€ 170.000 |
29-9-2017 |
[adres 3] |
50 m² |
1926 |
€ 141.500 |
5-9-2017 |
[adres 4] |
61 m² |
1940 |
€ 161.500 |
1-6-2017 |
2.8. In beroep heeft de Heffingsambtenaar zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.9. De gemachtigde van belanghebbende heeft als bijlage bij het hogerberoepschrift een begeleidend schrijven van 25 maart 2019 gevoegd. In die brief van 25 maart 2019 en de daarbij behorende bijlage is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
"Bijgaand treft u de bezwaarschriften aan die wij namens onze cliënten bij uw gemeente indienen. Het betreft bezwaarschriften met de kenmerken, zoals genoemd in bijgaande overzichtslijst.
Graag ontvangen wij binnen twee weken de taxatieverslagen via [e-mailadres] .
(…)
Belastingplichtige |
Aanslagnummer |
Belastingjaar |
Adres |
[Belanghebbende] |
[nummer] |
2019 |
[adres] [postcode] , (…); [woonplaats] " |
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1. In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank belanghebbendes bezwaar terecht nietontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.
4.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, alsmede wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de woning nader wordt vastgesteld op € 131.000.
4.3. De Heffingsambtenaar concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de woning nader wordt vastgesteld op € 131.000.
Beoordeling van het hoger beroep
Ontvankelijkheid bezwaar
5.1. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de bekendmaking van het besluit (artikel 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Heffingsambtenaar is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift ook tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Dit volgt uit artikel 6:9, lid 1 en lid 2, Awb.
5.2. De beschikking en de aanslag zijn gedagtekend 12 februari 2019. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is daarom geëindigd op 26 maart 2019.
5.3. De Heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het bezwaarschrift voor het eerst op 13 mei 2019 heeft ontvangen en dat het dus niet tijdig is ingediend. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat hij op 9 mei 2019 een kopie van het bezwaarschrift naar de Heffingsambtenaar heeft gezonden en dat, blijkens een verzendbewijs, het originele bezwaarschrift op 25 maart 2019 per aangetekende post is verzonden.
5.4. Ingeval van indiening van een bezwaarschrift via de postdienst rust de bewijslast ten aanzien van de tijdige terpostbezorging op de afzender (HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7470, BNB 2012/87). Belanghebbende heeft met het verzendbewijs aannemelijk gemaakt dat hij op 25 maart 2019 een aangetekende pakketzending naar het (post)adres van de Heffingsambtenaar heeft gezonden. De Heffingsambtenaar heeft erkend dat het pakket door hem is ontvangen, maar heeft betwist dat het originele bezwaarschrift tegen de beschikking en de aanslag daar onderdeel van uitmaakte. Daartoe heeft hij in hoger beroep aangevoerd dat de behandelend bezwaarmedewerker het originele pakket met de bezwaarschriften drie keer handmatig heeft doorzocht, maar dat het bezwaarschrift tegen de beschikking en de aanslag niet – alsnog – is aangetroffen. Hiermee heeft de Heffingsambtenaar naar het oordeel van het Hof op geloofwaardige wijze ontkend dat het bezwaarschrift tegen de beschikking en de aanslag, evenmin als een negental andere bezwaarschriften, in het pakket is aangetroffen. Nu belanghebbende niet door middel van nader bewijs aannemelijk heeft gemaakt dat het originele bezwaarschrift zich in de pakketzending bevond, moet het ervoor worden gehouden dat de Heffingsambtenaar het originele bezwaarschrift niet voor het einde van de termijn, dan wel binnen een week daarna, heeft ontvangen.
5.5. Belanghebbende heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het begeleidend schrijven in de aangetekende pakketzending in samenhang met de bijgevoegde overzichtslijst (zie 2.9) is aan te merken als bezwaarschrift. De Heffingsambtenaar had gelet op deze geschriften een hersteltermijn moeten geven, aldus belanghebbende. De Heffingsambtenaar heeft deze stelling gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het begeleidend schrijven met de overzichtslijst niet als bezwaarschrift kan worden aangemerkt, omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5 Awb.
5.6.1. Om te bepalen of met een geschrift bedoeld is bezwaar te maken, dienen de inhoud en de strekking van het geschrift te worden beoordeeld. Indien blijkens de inhoud het geschrift strekt tot het aanvoeren van bezwaren tegen een voor bezwaar vatbare beschikking, dan dient dit geschrift als een bezwaarschrift daartegen te worden aangemerkt, ook al heeft de indiener ervan het bezwaarschrift een afwijkende vorm of benaming gegeven.
5.6.2. Vast staat dat de Heffingsambtenaar de pakketzending, met daarin het begeleidend schrijven en de overzichtslijst, tijdig heeft ontvangen. Het Hof is met belanghebbende van oordeel dat uit de inhoud van het begeleidend schrijven in samenhang met de bijgevoegde overzichtslijst voldoende duidelijk blijkt dat belanghebbende het oneens is met de beschikking en de aanslag. Zoals de Heffingsambtenaar ter zitting heeft bevestigd, zaten er circa 740 originele bezwaarschriften in de pakketzending en ontbraken er tien bezwaarschriften die waren vermeld op de overzichtslijst. Gelet hierop had het voor de Heffingsambtenaar duidelijk kunnen zijn dat de gemachtigde van belanghebbende ook voor de tien ontbrekende originele bezwaarschriften, waaronder die van belanghebbende, de bedoeling had bezwaar te maken. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de Heffingsambtenaar uit de bijgevoegde overzichtslijst kon kennisnemen van de naam van de desbetreffende belastingplichtige, het adres van de woning, het belastingjaar en het aanslagnummer. De brief van 25 maart 2019 in samenhang met de bijgevoegde overzichtslijst kwalificeert derhalve als een pro forma bezwaarschrift. Gelet hierop had de Heffingsambtenaar belanghebbende conform artikel 6:6 Awb in de gelegenheid moeten stellen het verzuim te herstellen. Het Hof is voorts van oordeel dat belanghebbende – doordat hem niet de gelegenheid is geboden het verzuim te herstellen – in beroep niet kan worden tegengeworpen dat het gemaakte bezwaar niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet (zie ABRvS 1 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:551).
5.7. Overigens heeft naar het oordeel van het Hof te gelden dat verschillende belanghebbenden niet gezamenlijk in één geschrift bezwaar kunnen maken. Voor het geval de brief van 25 maart 2019 in samenhang met de daarbij gevoegde overzichtslijst als één bezwaarschrift namens verschillende belanghebbenden moet worden aangemerkt, had de Heffingsambtenaar belanghebbenden de gelegenheid moeten bieden dit gezamenlijke bezwaar te splitsen (zie HR 30 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1833, BNB 2001/301).
5.8. De Rechtbank heeft het bezwaar dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
WOZ-waarde
5.9. Partijen zijn eensluidend van mening dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld en moet worden verminderd tot € 131.000. Het Hof sluit zich aan bij dit gezamenlijke standpunt van partijen en zal dienovereenkomstig beslissen.
5.10. Het hoger beroep is gegrond.
Proceskosten en griffierecht
6.1. Het Hof ziet aanleiding de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in bezwaar en in hoger beroep. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.340 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (bezwaar: 1 punt voor het bezwaarschrift met een bedrag per punt van € 265 en een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1; hoger beroep: 1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van het Hof met een waarde per punt van € 534, een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1; kosten van uittreksels uit openbare registers à € 7). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
6.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 134 te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissingen over de proceskosten en het griffierecht;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 131.000;
- vermindert de aanslag dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.340; en
- gelast de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 134 griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, Chr.Th.P.M. Zandhuis en R.A. Bosman, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 7 september 2021 in het openbaar uitgesproken.