Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een verhuurde bovenwoning. De huurster van de bovenwoning geniet huurbescherming. Met ingang van 2010 wordt de bovenwoning in box 3 in aanmerking genomen voor de WOZ-waarde, waarbij door middel van de zogenoemde leegwaarderatio rekening wordt gehouden met de lagere waarde wegens de verhuurde staat. De bovenwoning is in 2010 in aanmerking genomen voor een waarde van € 373.800.

De Hoge Raad (14/01504, ECLI:NL:HR:2015:1171) had de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden om opnieuw te beoordelen met inachtneming van zijn arrest van 3 april 2015 (13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812). 

Het verwijzingshof heeft geoordeeld dat artikel 17a UBIB 2001 in dit geval buiten toepassing moet blijven. Het heeft de waarde in het economische verkeer (WEV) van de bovenwoning vastgesteld op € 309.000, en heeft de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Volgens het Hof komen deze waarde en de daaruit voortvloeiende heffing niet in strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (EP) of het gelijkheidsbeginsel.

X heeft cassatieberoep ingesteld tegen laatstgenoemd oordeel van het verwijzingshof. Hij voert aan dat de forfaitaire heffing in box 3 leidt tot een structureel negatief exploitatieresultaat met betrekking tot de bovenwoning.

Waarnemend A-G Van Oven concludeert tot gegrondheid van het cassatieberoep en verwijzing naar een ander Hof. De onderhavige conclusie van 31 mei 2017 is pas gepubliceerd op 29 september 2017, tegelijk met het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:2517). De Hoge Raad volgt de A-G niet en heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2010
Instantie
A-G
Datum instantie
31 mei 2017
Rolnummer
16/01584
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:978
NLF-nummer
NLF 2017/2439
Aflevering
19 oktober 2017
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr-eerste&artikel=1,bwbr-eerste&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina