Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een in Belgiƫ wonende tandarts heeft voor het Hof aangevoerd dat 1) aan hem ten onrechte heffingsrente in rekening is gebracht, 2) aan hem ten onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht, 3) de vaststellingsovereenkomst niet geldig tot stand is gekomen, en 4) hij ten onrechte is aangeslagen in de premie volksverzekeringen ter zake van zijn inkomsten uit zijn in Nederland gevestigde BV. Het Hof heeft geoordeeld dat het geschil, naar partijen ter zitting hebben verklaard, uitsluitend nog betreft het antwoord op de vraag of de tandarts terecht is aangeslagen in de premie volksverzekeringen ter zake van zijn inkomsten uit zijn BV. Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. De tandarts betoogt in cassatie onder meer dat hij ter zitting van het Hof akkoord is gegaan met het verzoek van het Hof om de vragen tijdens de mondelinge behandeling te beperken tot de problematiek betreffende de premieheffing volksverzekeringen, maar dat hij zijn bezwaren op de overige punten niet heeft laten vallen. De Hoge Raad stelt vast dat de tandarts bij het Hof het volgende heeft verklaard: "Ik trek mijn grieven betreffende renteaftrek, heffingsrente en invorderingsrente in. Ik ga ermee akkoord dat het geschil beperkt wordt tot de vraag of ik terecht in de premieheffing volksverzekeringen ben betrokken." Volgens de Hoge Raad kan in verband met de mogelijkheid van misverstand of onberadenheid, en in verband met de regel dat een ingetrokken grief in beginsel niet wederom in hogere instantie mag worden opgevoerd, een grief slechts dan als ter zitting ingetrokken worden aangemerkt indien de belastingplichtige uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaart die grief in te trekken (vgl. HR 17 maart 2006, nr. 40770, LJN AV5026, BNB 2006/250). Uit de processtukken blijkt volgens de Hoge Raad niet dat de tandarts de grief inzake de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk heeft ingetrokken. In zoverre heeft de tandarts het gelijk aan zijn zijde. Dit alles helpt hem echter niet. De Hoge Raad doet de zaak af met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie omdat de klachten van de tandarts niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtontwikkeling.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1999-2001
Instantie
HR
Datum instantie
14 augustus 2009
Rolnummer
08/00066
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BJ5125

Naar de bovenkant van de pagina