Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 8 mei 2014 heeft A (bv) in naam en voor rekening van X (GmbH; belanghebbende) aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van – kort gezegd – zonnepanelen met land van oorsprong Taiwan. De Inspecteur stelt dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Hij heeft antidumpingrechten en compenserende rechten nageheven.

Rechtbank Noord-Holland heeft de utb vernietigd. De Inspecteur heeft daarop hoger beroep ingesteld.

X stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur overtuigend moet aantonen dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn, omdat in artikel 78, lid 3, CDW de term ‘blijkt’ wordt gebruikt. De Rechtbank heeft volgens Hof Amsterdam echter op goede gronden geoordeeld dat de Inspecteur aan de op hem rustende bewijslast voldoet indien hij aannemelijk maakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Hof Amsterdam 22 december 2016, 15/00724, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574, NLF 2017/0340). Anders dan de Rechtbank oordeelt het Hof dat de Inspecteur aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Het hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 maart 2019
Rolnummer
18/00340
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1003
NLF-nummer
NLF 2019/1410
Aflevering
13 juni 2019

Naar de bovenkant van de pagina