Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Na een controle op een motorschip is aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag accijns (en voorraadheffing) opgelegd wegens het voorhanden hebben van minerale olie als bedoeld in artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel b, Wet Accijns. Het schip vervoerde ten tijde van de controle loodvrije benzine. De naheffingsaanslag is opgelegd vanwege het feit dat de in de bunkertanks van het schip bevonden brandstof, die voor de voortstuwing van het schip wordt gebruikt, een SY-gehalte heeft dat lager is dan het wettelijk voorgeschreven gehalte.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet verder behoeft te worden verminderd dan de Inspecteur hangende het hoger beroep heeft gedaan. Het Hof geeft X in het kader van de boeteoplegging het voordeel van de twijfel. De verzuimboete is vernietigd.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

Volgens A-G Ettema ligt de stelplicht en bewijslast voor uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdeel b, Wet Accijns in beginsel bij de Inspecteur. Zij verwijst hierbij naar een gemeenschappelijke bijlage (ECLI:NL:PHR:2020:1223) bij deze en vier andere conclusies.

Met het tonen van de bunkerbonnen heeft X concrete bescheiden verstrekt die de Inspecteur op het spoor van een eerder belastbaar feit hebben kunnen brengen. Het enkel in twijfel trekken dat verstrekte informatie over de herkomst juist is, leidt dan niet zonder meer ertoe dat de bewijslast voor het belastbare feit van artikel 2, lid 1, Wet Accijns naar een voorhandenhebber verschuift.

Met betrekking tot monsterneming schrijft de A-G dat, om tot een onafhankelijke en goede analyse te komen, het niet alleen nodig lijkt dat het onderzoek volgens aangewezen wetenschappelijke methodes wordt uitgevoerd, maar ook dat het monster waarop dit onderzoek wordt gedaan daarvoor geschikt is. Bij gerede twijfel over een door het Douanelaboratorium toegepaste methode, zal volgens de A-G een Inspecteur die twijfel naar vermogen moeten wegnemen.

De A-G concludeert tot gegrondheid van het cassatieberoep. Alle middelen slagen, aldus de A-G.

Zie de noot van Hollebeek bij de gemeenschappelijke bijlage in NLF 2021/0382.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
A-G
Datum instantie
30 december 2020
Rolnummer
19/05853
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:1213
NLF-nummer
NLF 2021/0421
Aflevering
18 februari 2021
bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=2,bwbr0005251&artikel=66,bwbr0005251&artikel=66

Naar de bovenkant van de pagina