Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een belastingplichtige had een bezwaarschrift ingediend tegen een navorderingsaanslag IB 1996 met boete. Dit betrof een navorderingsaanslag wegens een ten onrechte afgetrokken lijfrentepremie. Dat had te maken met het feit dat de belastingplichtige stelde dat er op 15 oktober 1990 (de laatste dag voor het regime van de Brede Herwaardering van toepassing werd) een lijfrenteovereenkomst tot stand was gekomen, terwijl hij in feite net te laat was. Een jaar later had de inspecteur nog steeds geen uitspraak gedaan op het bezwaarschrift. Daartegen ging de belastingplichtige in beroep bij het Hof. Nog voordat het Hof de zaak ging behandelen, deed de inspecteur alsnog een uitspraak, waarbij hij de boete liet vervallen, maar de aanslag verder in stand liet. Het Hof besliste vervolgens dat de lijfrentepremie inderdaad ten onrechte was afgetrokken. Het hiertegen ingestelde cassatieberoep doet de Hoge Raad af met toepassing van artikel 81 RO. Wel kent de Hoge Raad de belastingplichtige een proceskostenvergoeding toe voor de kosten die hij heeft moeten voor het beroep tegen het uitblijven van de uitspraak op bezwaar (artikel 8:75 AWB). Het Hof heeft dit ten onrechte nagelaten. Het Hof heeft wel terecht beslist dat er geen reden was de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het door de belastingplichtige betaalde griffierecht.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1996
Instantie
HR
Datum instantie
8 oktober 2004
Rolnummer
38.440
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AR3504
bwbr0005537&artikel=8:41&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:74&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:75&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina