In een brief aan de Tweede Kamer gaat de staatssecretaris nader in op de fiscale aspecten van cryptovaluta. Hij gaat eerst in op het zogenoemde ‘minen’ en het handelen in cryptovaluta door een natuurlijke persoon. Daarna komt de behandeling van cryptovaluta als vermogensbestanddeel in box 3 aan de orde. Vervolgens gaat de staatssecretaris in op de fiscale gevolgen als een IB-ondernemer of een bv goederen verkoopt of diensten verleent waarbij de tegenprestatie in cryptovaluta wordt voldaan en op loonbetaling in cryptovaluta. Verder komt het leerstuk van de vermogensetikettering bij de IB-ondernemer aan bod. Vervolgens besteedt de staatssecretaris aandacht aan het minen en het handelen in cryptovaluta door een bv en ten slotte gaat hij in op de handhaving.
Het kon natuurlijk niet uitblijven dat de staatssecretaris nog eens gevraagd zou worden concreet aan te geven wat de fiscale aspecten van cryptovaluta zijn. De voortekenen daarvoor waren er al, want in een brief van 8 maart 2018 heeft de minister van Financiën een eerste appreciatie gegeven van de ontwikkelingen rondom cryptovaluta en de mogelijkheden om oneigenlijk gebruik en risico’s voor consumenten in te dammen. Waar de minister in die brief nog heel erg inging op de wereld van en achter cryptovaluta, en op de aanpak van daarvan afgeleide risico’s, wordt in de brief van 28 mei 2018 uitsluitend ingegaan op de fiscale aspecten van cryptovaluta. De Kamer had hierom gevraagd. De brief bevat in mijn ogen geen heel verrassende standpunten, maar geeft wel duidelijkheid aan de praktijk. En wel op verschillende fronten die ik hierna een voor een de revue laat passeren. De een wat uitgebreider dan de ander.
Is het ‘minen’ en handelen in cryptovaluta aan te merken als een bron van inkomen?
BRON
De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Ons kenmerk
2018-0000082316
Uw brief (kenmerk)
162625.02u
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de brief van 8 maart 2018 met een eerste appreciatie van de ontwikkelingen rondom cryptovaluta van de Minister van Financiën heeft u in de brief van 29 maart 2018 aanvullende vragen gesteld. U heeft verzocht nader in te gaan op de fiscale aspecten van cryptovaluta. Met deze brief kom ik aan dit verzoek tegemoet en zal ik nader ingaan op welke wijze de cryptovaluta in diverse situaties in fiscale zin wordt behandeld.
Zoals door de Minister van Financiën in zijn brief aangegeven vervullen cryptovaluta niet of nauwelijks de reguliere functie van geld als een algemeen geaccepteerd betrouwbaar betaalmiddel, oppotmiddel en rekeneenheid.
In deze brief is de huidige stand van zaken weergegeven. De ontwikkelingen omtrent cryptovaluta gaan echter snel. Dit kan betekenen dat de fiscale kwalificatie en behandeling van cryptovaluta in de toekomst aan veranderingen onderhevig kunnen zijn.
1. Fiscale aspecten van cryptovaluta
Hierna zal ik eerst ingaan op het zogenoemde minen en het handelen in cryptovaluta door een natuurlijk persoon. Daarna komt de behandeling van cryptovaluta als vermogensbestanddeel in box 3 aan de orde. Vervolgens zal ik ingaan op fiscale gevolgen als een ib-ondernemer of een bv goederen verkoopt of diensten verleent waarbij de tegenprestatie in cryptovaluta wordt voldaan en op loonbetaling in cryptovaluta. Verder komt het leerstuk van de vermogensetikettering bij de ib-ondernemer aan bod. Vervolgens zal ik aandacht besteden aan het minen en het handelen in cryptovaluta door een bv en tenslotte ga ik in op de handhaving.
1.1. Het minen van en het handelen in cryptovaluta door een natuurlijk persoon
Voor het antwoord op de vraag hoe de Belastingdienst omgaat met het zogenoemde “minen” en handelen in cryptovaluta is het van belang of ten aanzien van die activiteiten in fiscale zin al dan niet sprake is van een “bron van inkomen”. Voorbeelden van een bron van inkomen zijn winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Voor die bronnen van inkomen is naast het verrichten van arbeid van belang dat er een voordeel wordt beoogd (subjectief element) en dat er redelijkerwijs voordeel is te verwachten (objectief element). Deze bronvraag laat zich niet eenduidig beantwoorden en is sterk afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. Mede als gevolg van een toename van het aantal personen dat zich bezig houdt met mining en de regulering van het aantal te minen cryptovaluta per dag (een beperkte hoeveelheid kan gemined worden), is het de vraag of sprake is van een voordeelsverwachting. Daarbij kan ook de omvang van de investering (in computers) een rol spelen. Daarnaast kan de fase waarin men instapt met het minen van cryptovaluta (beginfase of een reeds langer bestaande cryptovaluta) een licht werpen op de voordeelsverwachting.
In de jurisprudentie is uitgemaakt dat geen sprake is van een bron van inkomen in geval van een speculatieve transactie en als het eindresultaat niet beïnvloedbaar is door de verrichte arbeid. Dat geldt ook voor de handel in cryptovaluta. Als daarentegen structureel positieve resultaten worden behaald die kunnen worden verklaard door arbeid van belanghebbende die verder gaat dan de arbeid die met speculatie samenhangt, is wel sprake van een bron van inkomen. De meeropbrengst moet dus verband houden met de verrichte arbeid (in kwalitatieve of kwantitatieve zin).
In het concrete geval zal aan de hand van de feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld of al dan niet sprake is van een bron van inkomen. Dat laatste is ter beoordeling van de inspecteur. In zijn algemeenheid zal - met in achtneming van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval - gelet op het voorgaande bij het minen en de handel in cryptovaluta door een natuurlijk persoon vermoedelijk niet snel sprake zijn van een bron van inkomen.
1.2. Bezittingen in box 3
Cryptovaluta, waaronder de bitcoin, in het bezit van een natuurlijk persoon behoren tot de vermogensrendementsgrondslag van box 3, tenzij sprake is van vermogensbestanddelen die inkomen uit werk en woning of uit aanmerkelijk belang genereren, bijvoorbeeld winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. De cryptovaluta moeten naar de waarde in het economisch verkeer op de peildatum van een kalenderjaar worden vermeld in de aangifte inkomstenbelasting. Dat wil zeggen dat aangesloten dient te worden bij de geldende koers op peildatum.
Er zijn verschillende koersen voor cryptovaluta. Nu er geen wettelijk voorschrift bestaat met betrekking tot de vraag welke koers gehanteerd dient te worden, is de koers op de peildatum van het gebruikte omwisselplatform de meest voor de hand liggende koers.
Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor een juiste en volledige aangifte. Indien burgers vermogen hebben in cryptovaluta zullen ze dit, evenals andere vermogensbestanddelen, moeten opgeven in hun aangifte inkomstenbelasting. In die zin zijn cryptovaluta niet anders.
1.3. Door een ib-ondernemer of bv ontvangen tegenprestatie in cryptovaluta
Een ander aspect betreft de vraag wat de fiscale gevolgen zijn als een ondernemer goederen verkoopt of diensten verleent waarbij de tegenprestatie in cryptovaluta wordt voldaan. Als de vergoeding niet in euro’s maar in cryptovaluta wordt voldaan, moet deze worden omgerekend naar een equivalent in euro’s. Dat omgerekende bedrag in euro’s wordt tot de omzet gerekend. Dat geldt zowel voor de winstbepaling (de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting) als voor de omzetbelasting. Als de cryptovaluta worden omgewisseld in euro’s kan die omwisseltransactie voor de winstbepaling een verlies of een winst opleveren. Als de cryptovaluta per balansdatum aanwezig zijn, geschiedt de waardering volgens goed koopmansgebruik. Cryptovaluta kwalificeren niet als liquide middelen, maar zullen veelal wel als vlottende activa kunnen worden aangemerkt. Onder omstandigheden kan ook sprake zijn van voorraad. In beide situaties (vlottende activa dan wel voorraad) is de hoofdregel waardering op kostprijs of lagere marktwaarde.
1.4. Loonbetaling in cryptovaluta
Als loon wordt uitbetaald in cryptovaluta moet in de aangiften loonbelasting een omrekening in euro’s plaatsvinden op het moment dat het loon wordt genoten. Loon uitbetaald in cryptovaluta wordt behandeld als loon in natura.
1.5. Aankoop van cryptovaluta door natuurlijk persoon die ib-ondernemer is
Bij de aankoop van cryptovaluta door een natuurlijk persoon die kwalificeert als ib-ondernemer speelt het leerstuk van de vermogensetikettering. Als sprake is van duurzaam overtollige liquide middelen waarmee de cryptovaluta worden aangeschaft, worden zij tot de rendementsgrondslag van box 3 gerekend.
Als de aankoop van de cryptovaluta met ondernemingsvermogen niet plaatsvindt binnen de normale ondernemingsuitoefening en er geen sprake is van het beleggen van tijdelijke overtollige middelen op een zodanige wijze dat zij weer tijdig binnen de onderneming beschikbaar kunnen zijn, is sprake van verplicht privévermogen (box 3).
1.6. Het minen en de aankoop van cryptovaluta door een bv
Op grond van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 drijft een bv een onderneming met zijn gehele vermogen. Anders dan bij een ib-ondernemer speelt bij een bv het leerstuk van de vermogensetikettering dus geen rol. Dit betekent dat het minen en de aankoop (al dan niet gevolgd door verkoop) van cryptovaluta zich in de winstsfeer afspelen. De resultaten daarvan moeten volgens goed koopmansgebruik in aanmerking worden genomen.
1.7. Handhaving
In verband met de toenemende aandacht voor dit thema wordt er vanuit de Belastingdienst gewerkt aan verkennende onderzoeken, om meer zicht te krijgen op dit fenomeen en op mogelijke problematiek die daarbij kan spelen. Tevens wordt er in internationaal verband gekeken naar de wijze waarop handhaving effectief kan worden vormgegeven. In de onderzoeken wordt ook gekeken naar transacties in cryptovaluta die in de schaduwkant van de economie plaatsvinden. Dat geldt ook voor het mogelijke bezit ervan.
Een belangrijke ontwikkeling in dit verband is de nieuwe 5e EU anti- witwasrichtlijn, waarin identificatieverplichtingen, alsmede andere regels staan opgenomen voor handelsplatformen en andere aanbieders van cryptovaluta.
Ten aanzien van de fiscaliteit merk ik tot slot op dat er wordt gewerkt aan nader voorlichtingsmateriaal. Zodra dit gereed is, zal dat op de website van de Belastingdienst worden geplaatst.
2. Banken
Gevraagd wordt of banken een controlerende rol zouden kunnen spelen ten aanzien van de aangifte van het bezit van bitcoins bij de Belastingdienst. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan een meldplicht voor banken van transacties die erop zijn gericht om cryptovaluta aan te kopen.
De gedane suggestie klinkt interessant. Het is echter zeer de vraag in hoeverre banken over bruikbare informatie beschikken die hiervoor benut zou kunnen worden.
Daarnaast is de vraag in hoeverre dit afwijkt van de aanschaf van andere zaken die een waarde vertegenwoordigen. Banken hebben ook over deze transacties geen meldplicht. Het kabinet zal in overleg met de financiële toezichthouders nader inventariseren wat de mogelijkheden zijn binnen het bestaande regelgevende kader. Omwisselplatformen kunnen hier mogelijk ook een bijdrage aan leveren, waarbij eerst moet worden nagegaan in welke mate zij over relevante informatie beschikken welke benut kan en mag worden ten aanzien van de aangifte. Dit punt zal ik meenemen in de verdere uitwerking van mijn fiscale beleidsagenda.