In deze zaak beoordeelt Rechtbank Gelderland of de Belastingdienst aan X (bv; belanghebbende) terecht en naar het juiste bedrag belastingrente heeft berekend.
Wat betreft de hoogte van de belastingrente overweegt de Rechtbank dat deze dient als preventieve maatregel om tijdige aangifte te stimuleren. Het rentepercentage, vastgesteld op 8%, volgt uit wettelijke bepalingen en daarvan kan niet worden afgeweken. Hoewel hoger dan de kapitaalmarktrente, is het gebaseerd op de wettelijke rente voor handelstransacties. De Rechtbank benadrukt dat zij niet bevoegd is de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen, behalve wanneer algemene beginselen van behoorlijk bestuur dit rechtvaardigen. In dit geval zijn er geen omstandigheden gebleken die het niet in rekening brengen van belastingrente rechtvaardigen.
De belastingrente is niet buitensporig hoog. Er is geen sprake van discriminatie en ook niet van strijd met het VWEU. De verwijzing van X naar een uitspraak van een Duitse rechtbank leidt niet tot een ander oordeel.
Uitspraak van de meervoudige belastingkamer van in de zaak tussen
belanghebbende, uit vestigingsplaats, eiseres, (gemachtigde: gemachtigde),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 10 augustus 2022.
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2020 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 102.726. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag Vpb is een bedrag van € 757 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de in rekening gebrachte belastingrente ongegrond verklaard. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de aanslag Vpb.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft op 22 juni 2023 een nader stuk ingediend. Dit stuk is door de griffie doorgezonden naar verweerder.
Met toestemming van partijen is een mondelinge behandeling achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Feiten
1. Met dagtekening 25 januari 2020 heeft verweerder een voorlopige aanslag Vpb opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 33.887.
2. Eiseres heeft een aangifte Vpb ingediend naar een belastbaar bedrag van € 102.310.
3. Met dagtekening 18 juni 2022 heeft verweerder de aanslag Vpb opgelegd conform de ingediende aangifte. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft verweerder € 757 aan belastingrente in rekening gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht en naar het juiste bedrag de belastingrente in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is de belastingrente buitensporig hoog?
6. Met betrekking tot de hoogte van de belastingrente overweegt de rechtbank dat met het opleggen van belastingrente wordt beoogd om een preventieve en afschrikwekkende werking uit te doen gaan zodat tijdig aangifte wordt gedaan, de verzuimgedachte.
7. Ten aanzien van de hoogte van het percentage belastingrente overweegt de rechtbank dat dit rentepercentage op grond van artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in samenhang met artikel 1, onderdeel b, van het Besluit belasting- en invorderingsrente, 8% bedraagt. De rechtbank ziet geen ruimte om van deze dwingendrechtelijke bepalingen af te wijken. Weliswaar is de hoogte van de belastingrente hoger dan de rente op de kapitaalmarkt, maar de belastingrente is niet gerelateerd aan de rente op de kapitaalmarkt maar aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Deze is gelijk aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank met een opslag. Daarbij is de belastingrente in vergelijking met sommige andere rentetarieven aanzienlijk lager.
8. Verweerder heeft de hoogte van de in rekening gebrachte belastingrente conform de wettelijke bepalingen bepaald. De rechtbank is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen. Onder omstandigheden kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur echter meebrengen dat geen belastingrente in rekening mag worden gebracht, dan wel dat de berekening van deze rente moet worden beperkt. Niet gebleken is dat daarvan sprake is.
Is sprake van discriminatie?
9. Eiseres stelt dat sprake is van discriminatie ten opzichte van belastingplichtigen die wel hun belasting op tijd hebben betaald en daarom geen rente aan de Belastingdienst hoeven te betalen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake. Er is door verweerder geen onderscheid gemaakt op grond van eigenschappen of kenmerken van belanghebbende. Dat aan eiseres belastingrente in rekening wordt gebracht, komt omdat zij niet tijdig heeft voldaan aan haar aangifte verplichting. Dit in tegenstelling tot de groep belastingplichtigen die wel tijdig voldaan heeft aanzijn aangifte verplichting en om die reden geen belastingrente in rekening gebracht krijgt. Zoals hiervoor in punt 6. is overwogen is het doel van de belastingrente juist om belastingplichtigen te stimuleren tijdig te voldoen aan hun aangifte verplichting. Het standpunt van eiseres slaagt niet.
Is sprake van strijd met Europese regelgeving?
11. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat sprake is van schending van artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 49 VWEU bepaalt dat beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat worden opgeheven. Er wordt pas toegekomen aan toetsing van artikel 49 van het VWEU indien sprake is van grensoverschrijdend verkeer tussen tenminste twee lidstaten. Daarvan is hier geen sprake. Eiseres is gevestigd in Nederland en het betreft de Nederlandse belastingrenteregeling. Van schending van artikel 49 van het VWEU is dan ook geen sprake.
12. De stelling van eiseres dat sprake is van schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) is niet onderbouwd. Omdat de rechtbank ook niets is gebleken van enige schending van het recht van eiseres op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47 van het Handvest), slaagt ook dit beroep niet.
Uitspraak Bundesverfassungsgericht
13. Eiseres heeft over haar verwijzing naar een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht, waarin een wettelijke rente van 0,5% per maand op achterstallige belastingen en belastingteruggaven ongrondwettelijk is verklaard, zelf al gesteld dat deze geen rechtskracht heeft in Nederland. De rechtbank is ook van oordeel dat de verwijzing van eiseres niet tot een ander oordeel leidt. Het betreft immers een uitspraak van een Duitse rechtbank die een uitspraak heeft gedaan over de Duitse belastingrenteregeling. Ook deze stelling van eiseres slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de belastingrente terecht en tot een juist bedrag door verweerder in rekening is gebracht. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, voorzitter, en mr. J.J. Westerbaan en mr. W.E. van Asbeck, leden, in aanwezigheid van mr. R. Roosma, griffier.