Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(16)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv, belanghebbende) heeft voor aangiftetijdvakken in de jaren 2010 tot en met 2012 voor haar werknemers de afdrachtvermindering onderwijs toegepast. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur geconcludeerd dat niet volledig is voldaan aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering onderwijs. Daarom zijn aan X naheffingsaanslagen loonheffingen en verzuimboeten opgelegd.

X heeft de naheffingen en de boeten bestreden met onder andere een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij heeft zij onder andere gewezen op vijf geanonimiseerde rapporten van controles bij andere belastingplichtigen, die zijn toegespitst op de vraag of de afdrachtvermindering onderwijs terecht is geclaimd. Uit de rapporten blijkt volgens X dat de Inspecteur begunstigend beleid voert.

Dat beroep is door Hof Den Haag verworpen. Het Hof heeft daartoe overwogen dat de door X gestelde feiten – indien aannemelijk – geen grond bieden voor de conclusie dat er sprake was van een wel gevoerd, maar niet gepubliceerd, begunstigend beleid.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. X beroept zich op niet gepubliceerd begunstigend beleid, waarvan in haar geval zou zijn afgeweken. Ter ondersteuning van dit beroep wijst X op gevallen waarin andere inhoudingsplichtigen een gunstiger behandeling ten deel is gevallen dan zij zelf ondervindt. Indien het inhoudingsplichtigen betreft die met X vergelijkbaar zijn, ligt het op de weg van de Inspecteur die dit beroep op niet gepubliceerd begunstigend beleid wenst te bestrijden, om de ongelijke behandeling te verklaren en daarbij aannemelijk te maken dat die niet voortvloeit uit een door hem gevoerd of op een hoger niveau gecoördineerd begunstigend beleid (zie HR 23 april 2004, 38.262, ECLI:NL:HR:2004:AL8260). Het Hof heeft dit hetzij miskend, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Conform Conclusie A-G Niessen (NLF 2017/1391, met noot van Aksoy).

In deze noot ga ik voornamelijk in op de formeelrechtelijke geschilpunten die in deze zaak aan de orde waren en die hebben geleid tot vernietiging van de uitspraak van Hof Den Haag, te weten het door het Hof verworpen beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel en het oordeel van het Hof dat het verdedigingsbeginsel niet is geschonden. In de laatste paragraaf van deze noot verwijs ik naar eerdere uitspraken en conclusies over de toetsingsbevoegdheid van de Inspecteur bij de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs.

Gelijkheidsbeginsel en bewijslastverdeling

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2010-2012
Instantie
HR
Datum instantie
22 september 2017
Rolnummer
16/03830
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:2434
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
NLF-nummer
NLF 2017/2333
Aflevering
12 oktober 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB808
,bwbr0007746&artikel=14 (oud)

Naar de bovenkant van de pagina