Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak oordeelt Rechtbank Rotterdam dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning van X (belanghebbende) per waardepeildatum 1 januari 2020 niet te hoog is vastgesteld.

Overschrijding van de redelijke termijn kan in de onderhavige zaak volgens de Rechtbank niet leiden tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding als gevolg hiervan. In deze zaak is het financiële belang van X namelijk zeer gering.

De Rechtbank acht een correctie op het bedrag van € 15 dat de Hoge Raad in 2017 (HR 24 februari 2017, 16/02303, ECLI:NL:HR:2017:293, NLF 2017/0514) aanhield als zeer gering financieel belang op zijn plaats. De Rechtbank zal hiervoor voortaan een bedrag van € 25 aanhouden.

Het voorgaande maakt dat de veronderstelling dat X spanning en frustratie heeft ondervonden als gevolg van het tijdsverloop van de procedure niet geldt in deze zaak. Ook anderszins is niet gebleken van spanning en frustratie bij X. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum instantie
12 juli 2023
Rolnummer
22/429
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2023:6161
NLF-nummer
NLF 2023/1637
Aflevering
20 juli 2023

Naar de bovenkant van de pagina