Direct naar content gaan

Samenvatting

In zijn aangiften IB/PVV 2017 en 2018 heeft X (belanghebbende) zijn opgevoerde aftrek van specifieke zorgkosten bewust niet met bewijsstukken onderbouwd. Het telkens opnieuw moeten indienen van stukken die gemaakte kosten voor dezelfde, voortdurende aandoening bewijzen, drukt zwaar op hem, diens mentor (tevens zijn gemachtigde) en zijn begeleiders.

Met Rechtbank Den Haag oordeelt Hof Den Haag dat artikel 6.1, lid 2, onderdeel d, Wet IB 2001 ertoe dwingt dat een belanghebbende elk jaar aannemelijk dient te maken dat hij in dat jaar uitgaven heeft gedaan voor specifieke zorgkosten, ook al zijn het jaarlijks terugkerende kosten. De stelling dat de Inspecteur door elk jaar bewijs te verlangen zich jegens X expres onwillig zou opstellen om uitgaven in aftrek toe staan is ongegrond. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen.

De reden dat X is opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) zijn niet de persoonsgegevens van X maar de aangiften IB/PVV omdat daarin gedurende een aantal jaren achtereen verscheidene posten aan specifieke zorgkosten waren opgenomen die na onderzoek (gedeeltelijk) niet werden geaccepteerd. Er is geen sprake van discriminatie of een schending van andere grondrechten bij de controle van de aangiften IB/PVV en er is ook geen strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017-2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 augustus 2022
Rolnummer
21/01246; 21/01247
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1542
NLF-nummer
NLF 2022/1720
Aflevering
8 september 2022
bwbr0011353&artikel=6.1,bwbr0011353&artikel=6.1

Naar de bovenkant van de pagina