Direct naar content gaan

Samenvatting

De zus van X (belanghebbende) is op 17 juli 2014 overleden. Zij bevond zich aan boord van het vliegtuig met vluchtnummer MH17. De zus was in dienst van een werkgever voor wie zij vele (internationale vlieg)reizen diende te maken naar alle delen van de wereld. Ter uitvoering van een bepaling in haar arbeidsovereenkomst sloot de werkgever een reis- en ongevallenverzekering, die mede voorziet in een uitkering ter zake van overlijden door een ongeval. Op grond van deze verzekering is $100.000 aan X uitgekeerd.

De Inspecteur heeft aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd waarbij de uitkering is aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van het slachtoffer. In geschil is of dat terecht is.

Dat is volgens Rechtbank Gelderland en in hoger beroep Hof Arnhem-Leeuwarden het geval.

In cassatie stelt X twee middelen voor. Het eerste middel betoogt dat de uitkering niet is verkregen uit een (vroegere) dienstbetrekking omdat het niet gaat om een vergoeding van schade door een ongeval dat is veroorzaakt door het werk waarvoor de werkgever aansprakelijk is maar om een vergoeding van het verlies van een leven door een vliegtuigramp die is veroorzaakt door (oorlogs)molest van derden.

Volgens A-G Niessen faalt dit betoog. Het Hof heeft vastgesteld dat de uitkering is betaald op grond van een verzekering die de werkgever heeft afgesloten ter uitvoering van een bepaling in de arbeidsovereenkomst met het slachtoffer. Deze vaststelling wordt in cassatie niet bestreden. Volgens de A-G geeft het daarop voortbouwende oordeel van het Hof dat de uitkering is verkregen uit de (vroegere) dienstbetrekking van het slachtoffer geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Het tweede middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat de uitkering naar algemene maatschappelijke opvattingen geldt als beloningsvoordeel.

Hoewel deels terecht voorgesteld, kan het tweede middel niet tot cassatie leiden. De vrijstelling voor vergoedingen die niet naar algemene maatschappelijke opvattingen worden ervaren als een beloningsvoordeel, veronderstelt dat sprake is van een vergoeding door de werkgever. In dit geval kan echter niet worden gesproken van een vergoeding in de zin van de wet.

Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G
Datum instantie
31 augustus 2020
Rolnummer
20/00551
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:758
Auteur(s)
dr. F.M. Werger
BDO
NLF-nummer
NLF 2020/2311
Aflevering
29 oktober 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3770
bwbr0002471&artikel=10&lid=2,bwbr0002471&artikel=10&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina