Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak gaat over aan X (belanghebbende) voor de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegde aanslagen IB/PVV. Daarbij zijn uitkeringen uit onzuivere pensioenaanspraken die vóór 1995 zijn opgebouwd gerekend tot zijn box 1-inkomen.

Naar aanleiding van het arrest HR 18 oktober 2019, 18/02552, ECLI:NL:HR:2019:1596, NLF 2019/2400, met noot van Luijken heeft X de Inspecteur verzocht om de aanslagen ambtshalve te verminderen. De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen op de grond dat de onjuistheid van de aanslagen voortvloeit uit voornoemd arrest van 18 oktober 2019 en daarmee uit jurisprudentie als bedoeld in artikel 45aa, aanhef en onderdeel b, Uitv.reg. IB 2001, dat wil zeggen jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslagen onherroepelijk zijn komen vast te staan, ook wel aangeduid als nieuwe jurisprudentie.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de Inspecteur het verzoek terecht heeft afgewezen.

X heeft cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

Een redelijke uitleg van de regels over nieuwe jurisprudentie brengt mee dat de Inspecteur niet met een beroep daarop kan weigeren een belastingaanslag ambtshalve te verminderen, indien hij bij het opleggen van die aanslag is uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was. In een dergelijk geval kan niet worden gezegd dat de onjuistheid van de belastingaanslag ‘voortvloeit’ uit latere jurisprudentie zoals bedoeld in artikel 45aa, onderdeel b, Uitv.reg. IB 2001. Of de Inspecteur in redelijkheid mocht menen dat zijn standpunt juist was, moet worden beoordeeld naar de stand van het recht op het moment waarop de belastingaanslag onherroepelijk is geworden.

In dit geval doet die uitzondering zich niet voor. Er kan niet worden gezegd dat ten tijde van het onherroepelijk worden van de hiervoor bedoelde aanslagen de Inspecteur redelijkerwijs niet mocht menen dat het door hem bij het opleggen van die aanslagen ingenomen standpunt met betrekking tot de belastbaarheid van de pensioenuitkering juist was.

Anders Conclusie A-G Koopman (NLF 2024/0378, met noot van Berns).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014 t/m 2017
Instantie
HR
Datum instantie
26 april 2024
Rolnummer
23/00945
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:667
Auteur(s)
mr. J. Berns
FT-advocaten
NLF-nummer
NLF 2024/1078
Aflevering
7 mei 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6377
bwbr0012031&artikel=45aa,bwbr0012031&artikel=45aa

Naar de bovenkant van de pagina