Direct naar content gaan

Samenvatting

Naar aanleiding van de vermindering van een naheffingsaanslag heeft de Ontvanger de betekeningskosten van een dwangbevel evenredig verminderd met een bedrag van € 753. Omdat dit bedrag niet binnen zes weken na de uitspraak van 7 oktober 2019 maar pas op 4 december 2019 is uitbetaald, heeft de Ontvanger tevens € 2 rente vergoed.

Tegen deze rentevergoeding heeft X bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de belastingrechter bevoegd is om over de rentebeschikking te oordelen. Titel 4.4 Awb met betrekking tot de regeling van bestuursrechtelijke geldschulden is van toepassing. Uit artikel 4:102, lid 1, Awb volgt dat wettelijke rente moet worden vergoed over de termijn tussen de betaling en de terugbetaling, dus over de gehele periode waarin X het geld niet onder zich heeft gehad, aldus het Hof.

De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad verklaart dat gegrond.

De rentevergoeding is gevraagd in verband met een ambtshalve vermindering van de betekeningskosten. Tegen deze vermindering heeft geen bezwaar en beroep opengestaan. Titel 4.4 Awb is daarom niet van toepassing op de gedeeltelijke terugbetaling van de betekeningskosten.

Voor wat betreft de vergoeding van rente over het terug te betalen bedrag ontbreekt een bestuursrechtelijke regeling. Alleen de burgerlijke rechter is bevoegd te oordelen over de juistheid van de door de Ontvanger toegekende rentevergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Invordering
Belastingtijdvak
7 december 2017 t/m 4 december 2019
Instantie
HR
Datum instantie
18 augustus 2023
Rolnummer
22/03704
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1121
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2023/1931
Aflevering
31 augustus 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5957
,bwbr0005537&artikel=8:5&lid=1,bwbr0005537&artikel=8:70

Naar de bovenkant van de pagina