Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft BPM-aangifte gedaan betreffende de registratie van een uit Duitsland afkomstige auto. Volgens de aangifte is X € 16 aan BPM verschuldigd.

De Inspecteur heeft met dagtekening 19 mei 2013 een naheffingsaanslag BPM ter hoogte van € 2.290 opgelegd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij uitspraak van 29 december 2015 de naheffingsaanslag verminderd. Op het hoger beroep van X heeft Hof Den Bosch de naheffingsaanslag verder verminderd. Daarbij heeft het Hof beslist dat aan X rente moet worden vergoed overeenkomstig artikel 28c IW 1990, te berekenen over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die waarop de naheffingsaanslag is betaald en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling.

Het door X tegen de hoogte van de naheffingsaanslag ingediende cassatieberoep wordt door de Hoge Raad met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

De staatssecretaris komt terecht op tegen de beslissing van het Hof over de rentevergoeding, aldus de Hoge Raad. Het in het incidentele beroep voorgestelde middel betoogt dat het Hof in de onderhavige procedure niet bevoegd was te gelasten dat aan X overeenkomstig artikel 28c IW 1990 rente moet worden vergoed over het onverschuldigd betaalde bedrag aan BPM, omdat in deze procedure niet een voor bezwaar vatbare beschikking van de Ontvanger voorwerp van geschil was. Dit middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in r.o. 2.2.5 van het arrest HR 3 maart 2017, 16/01176, ECLI:NL:HR:2017:341, NLF 2017/0547, met noot van Vetter.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
28 september 2018
Rolnummer
17/01298
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1789
Auteur(s)
mr. J.J. Vetter
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/2132
Aflevering
11 oktober 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1883
bwbr0004770&artikel=28c,bwbr0004770&artikel=28c,bwbr0004770&artikel=30,bwbr0004770&artikel=30,bwbr0005537&artikel=8:69,bwbr0005537&artikel=8:69

Naar de bovenkant van de pagina