Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure is in geschil of een voormalig bestuurder (verder: X) van een BV terecht aansprakelijk is gesteld voor belastingschulden.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is dat het geval.
Het heeft geoordeeld dat de Ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat het niet voldoen van die schulden het gevolg is van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Volgens het Hof wist X of had hij redelijkerwijze moeten begrijpen, in het bijzonder door het zelf aanvragen van het faillissement van de BV, dat zijn handelwijze tot gevolg zou hebben dat belastingschulden van de BV onbetaald zouden blijven, en dat hem te dier zake persoonlijk een ernstig verwijt treft.
Dit oordeel van het Hof is volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd omdat het Hof niet heeft vastgesteld of overwogen wanneer X het faillissement van de BV heeft aangevraagd.
De faillissementsaanvraag bewijst op zichzelf genomen niet dat X beschikte over de voor bestuurdersaansprakelijkheid vereiste bewustheid, aldus de Hoge Raad.
Het Hof heeft verder volgens de Hoge Raad niet goed gemotiveerd dat X geen stortingen ten gunste van de BV heeft gedaan.
Bij het Hof was ook nog in geschil of de Ontvanger het verdedigingsbeginsel heeft geschonden.
In deze zaak heeft de Ontvanger X aansprakelijk gesteld voor niet betaalde omzetbelasting zonder X in te lichten en hem inzage te geven in het controlerapport.
De Hoge Raad stelt voorop dat bij aansprakelijkstelling voor omzetbelastingschulden een beroep kan worden gedaan op het verdedigingsbeginsel.
Hij overweegt voorts dat het niet vooraf horen van een bestuurder bij een aansprakelijkstelling op de voet van artikel 36 IW niet wordt gerechtvaardigd door - kort gezegd – het in het algemeen bestaande belang van de Ontvanger bij invordering van een belastingschuld. Een en ander moet worden gerechtvaardigd door omstandigheden die in het individuele geval daartoe noopten.
Het Hof is in dit opzicht van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan.
De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Bosch en geeft aanwijzingen voor het geval na verwijzing wordt toegekomen aan de vraag of het verdedigingsbeginsel is geschonden.
Anders: A-G Van Hilten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
14 augustus 2015
Rolnummer
13/01940
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:2161

Naar de bovenkant van de pagina