Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is op 15 juni 2012 opgericht. Zij heeft in de aangifte vpb voor het (eerste) boekjaar 2012/2013 een belastbaar bedrag van € 199.287.647 vermeld, belast tegen het 0%-tarief voor fbi’s. In de aangifte vpb voor het boekjaar 2013/2014 is een belastbare winst van € 99.542.810 opgenomen, belast tegen het 0%-tarief voor fbi’s.

Volgens de Inspecteur wordt niet voldaan aan de voorwaarden van een fbi en zijn er ten onrechte afdrachtverminderingen geclaimd. In geschil zijn de aanslagen vpb over voornoemde boekjaren.

Hof Arnhem-Leeuwarden gaat eerst in op de vraag of door X van [naam22] ontvangen dividenden tot haar winst behoren. Het Hof oordeelt dat X heeft meegewerkt aan een volstrekt kunstmatige structuur met als enige doel het creëren van in het Verenigd Koninkrijk verhandelbare tax credits, zonder dat er door de bij de structuur betrokken partijen per saldo dividendbelasting zou worden afgedragen. Teneinde de in het Verenigd Koninkrijk verrekenbare tax credits te verkrijgen zijn grote sommen geld overgeboekt tussen diverse entiteiten in verschillende landen overeenkomstig een vooraf uitgewerkt plan.

Voor het slagen van het plan was vereist dat X over voldoende voor uitkering beschikbare reserves zou beschikken om met Nederlandse dividendbelasting belaste dividenduitkeringen te kunnen doen en dat X als fbi als bedoeld in artikel 28 Wet VpB 1969 zou worden aangemerkt zodat zij op grond van de afdrachtvermindering van artikel 11a Wet DB 1965 de over de dividenduitkeringen verschuldigde Nederlandse dividendbelasting niet daadwerkelijk hoefde te betalen.

Volgens het Hof heeft X, overeenkomstig de bedoeling van partijen, niet het economisch belang bij de aandelen in [naam22] en de daaruit te ontvangen dividenden verkregen. X heeft slechts een dienstverlenende rol gespeeld binnen het tot stand brengen van een internationale belastingconstructie en heeft nimmer het economisch belang bij de aandelen in [naam22] en het dividend daarop verworven. Voor haar medewerking aan deze structuur heeft X per saldo slechts een dienstverleningsvergoeding ontvangen, zodat de van [naam22] ontvangen dividenden niet tot de belastbare winst van X behoren.

Voor dat geval hebben partijen ter zitting ermee ingestemd dat het belastbaar bedrag van X voor beide boekjaren tezamen op € 425.000 moet worden gesteld, waarvan twee derde deel aan het boekjaar 2012/2013 moet worden toegerekend en een derde deel aan het boekjaar 2013/2014.

De feitelijke werkzaamheden van X bestonden volgens het Hof niet in het beleggen van vermogen als bedoeld in artikel 28, lid 2, Wet VpB 1969. Het houden van B-aandelen in [naam22] was namelijk niet slechts gericht op het verkrijgen van de waardestijging en het rendement daarvan die bij normaal vermogensbeheer kunnen worden verwacht, maar op het verkrijgen van een vergoeding voor het meewerken aan een volstrekt kunstmatige structuur. X wordt voor de heffing van vpb niet aangemerkt als fiscale beleggingsinstelling.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2012-2014
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
22 februari 2022
Rolnummer
20/00669; 20/00670; 20/00671; 20/00672
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1277
Auteur(s)
mr. R. Bagci
PwC
NLF-nummer
NLF 2022/0534
Aflevering
17 maart 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4883
bwbr0002672&artikel=28,bwbr0002672&artikel=28

Naar de bovenkant van de pagina