Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De minister van Buitenlandse Zaken heeft het BNC-fiche Richtlijn minimumniveau aan belastingheffing naar de Tweede Kamer gezonden. Hierin geeft de regering een eerste oordeel over het Commissievoorstel.

Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland zet zich zowel nationaal als internationaal in om belastingontwijking aan te pakken. In dit kader zijn de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen. Als voorbeeld kan worden genoemd de invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties per 2021 en de uitbreiding van deze bronbelasting naar dividenden per 2024. Daarnaast is Nederland steeds voorstander geweest van afspraken in een zo breed mogelijk Europees of internationaal verband. De uitdagingen waar het internationale belastingsysteem voor staat kunnen zo namelijk het meest effectief worden aangepakt. Tevens wordt daarmee een gelijker speelveld gewaarborgd. Dit kabinet wil op het thema van belastingontwijking in de EU een leidende rol blijven innemen.

b) Beoordeling en inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet oordeelt positief over het richtlijnvoorstel. Het kabinet zal zich daarom – in lijn met diverse moties – met een positieve en constructieve houding maximaal inzetten om de richtlijnonderhandelingen succesvol te laten verlopen.

Het richtlijnvoorstel is vrijwel geheel gelijk aan de IF-modelteksten. Nederland heeft het IF-akkoord onderschreven en het kabinet kan zich vinden in de teksten van de richtlijn die gebaseerd zijn op dit IF-akkoord. Om de teksten in lijn te brengen met het Europese recht is op enkele punten afgeweken van de IF-modelteksten. Zo is het voorstel ook van toepassing op grote concerns die geen vestigingen in een ander land hebben, terwijl in de IF-modelteksten alleen multinationals met grensoverschrijdende vestigingen onder de reikwijdte vielen. Ook geldt onder het richtlijnvoorstel de verplichting dat de bijheffing altijd wordt geheven als in één lidstaat zowel een moedervennootschap als een laagbelaste dochtervennootschap is gevestigd. Het kabinet beoordeelt deze afwijkingen als positief, omdat hiermee wordt verzekerd dat het voorstel voldoet aan het EU-recht.

Het kabinet zal – net als in het IF – tijdens de richtlijnonderhandelingen oog hebben voor de uitvoerbaarheid. De Belastingdienst beoordeelt de uitvoerbaarheid van dit richtlijnvoorstel als zeer uitdagend. In paragraaf 7 wordt nader ingegaan op de implicaties voor de uitvoering en/of handhaving.

Eerste inschatting van het krachtenveld

26 van de 27 EU-lidstaten maken onderdeel uit van het IF. Deze landen hebben het IF-akkoord dan ook onderschreven. EU-lidstaat Cyprus maakt geen deel uit van het IF. Cyprus heeft echter aangegeven zich niet te verzetten tegen de inhoud van het IF-akkoord. Tegelijkertijd hebben enkele lidstaten aangegeven de besluitvorming over Pijler 2 te koppelen aan Pijler 1. De meeste lidstaten steunen de inzet van de Europese Commissie en het voorzitterschap van de Raad in de ambitie dit voorstel zo spoedig mogelijk af te ronden.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2022 e.v.
Instantie
BUZA
Datum instantie
28 januari 2022
NLF-nummer
NLF 2022/0310
Aflevering
10 februari 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4823

Naar de bovenkant van de pagina