Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een voormalige vennoot is op 30 juni 1984 uit een Vof getreden die (samen met een BV) onder meer in Saoedi-Arabië vliegvelden heeft aangelegd. Bij zijn uittreden behield hij recht op een aandeel in een aantal dubieuze vorderingen. Van de betalingen zou hij zijn aandeel krijgen. Op zijn slotbalans waardeert hij die post op nihil. Op 21 december 1994 emigreert hij naar de Verenigde Staten. In de jaren 1985 tot en met 1988 en in 1990 ontvangt hij op die vorderingen fl. 579.622, fl 1.500.027, fl. 222.891, fl. 35.443 en fl. 1.346.026. Die bedragen geeft hij niet als in Nederland belaste winst aan. Weliswaar heeft hij nog aangifte IB/VB 1985/86 t/m 1987/88 gedaan maar daarna zijn hem geen aangiftebiljetten meer uitgereikt. Met het Hof en A-G Van Kalmthout oordeelt ook de Hoge Raad dat de dubieuze vorderingen tot het ondernemingsvermogen van de voormalige vennoot zijn blijven behoren. Mede omdat de opbrengsten van deze vorderingen niet tot de winst van de vaste inrichting in Saoedi-Arabië behoren zijn zij in Nederland belast. Anders dan het Hof en de A-G acht de Hoge Raad navordering wel mogelijk. Hij kent aan de contactinspecteur van de maatschap geen rol toe maar alleen aan de Inspecteur Buitenlanders en die heeft geen ambtelijk verzuim begaan. Volgens de Hoge Raad komt de belastingheffing ook niet aan de Verenigde Staten toe. Alleen de boete vervalt.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
26 september 2003
Rolnummer
37.088
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF4151
ECLI:NL:PHR:2003:AF4151

Naar de bovenkant van de pagina