Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze procedure zijn aan X (belanghebbende) opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV 2002 tot en met 2013 in geschil. Volgens de Inspecteur is X in Nederland woonachtig, maar X bestrijdt dit.

De Inspecteur heeft X uiteindelijk uitgenodigd tot het doen van aangiften na de aanslagtermijn. X heeft in een brief aan de Inspecteur van 14 oktober 2014 betwist dat hij in de jaren 2002 tot en met 2013 in Nederland woonachtig was. Hij heeft zich in die brief op het standpunt gesteld dat daarom geen sprake is van binnenlandse belastingplicht en dat hij niet verplicht is aangifte te doen. Hij heeft voor geen van de jaren 2002 tot en met 2013 aangifte in de IB/PVV gedaan.

Vervolgens heeft de Inspecteur met dagtekening 31 december 2014 over de jaren 2002 tot en met 2010 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd en voor de jaren 2011 tot en met 2013 aanslagen in de IB/PVV.

Voor Hof Den Bosch was in de eerste plaats in geschil of X voor de jaren 2002 tot en met 2010 rechtmatig is uitgenodigd tot het doen van aangifte. Het Hof heeft geoordeeld dat dit het geval is. Volgens het Hof staat noch een wettelijke regel noch de wettelijke systematiek eraan in de weg om na het einde van de aanslagtermijn een uitnodiging tot het doen van aangifte te versturen.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de Inspecteur voor de jaren 2002 tot en met 2010 niet beschikte over een nieuw feit, maar wel dat er sprake is geweest van kwade trouw van de kant van X, omdat hij de aangiftebiljetten na afloop van de aanslagtermijn niet retourneerde en volstond met de blote stelling dat hij in de desbetreffende jaren niet in Nederland woonde.

Op het cassatieberoep van X oordeelt de Hoge Raad dat noch een wettelijke regel noch de wetssystematiek zich verzet tegen het versturen van een uitnodiging tot het doen van aangifte na het einde van de aanslagtermijn.

Voorts oordeelt de Hoge Raad dat niet kan worden gezegd dat X door de aanslagbiljetten niet in te leveren heeft veroorzaakt dat aanslagen voor de desbetreffende jaren binnen de daarvoor geldende termijnen achterwege zijn gebleven. Van kwade trouw is aldus geen sprake. Het Hof heeft dit miskend. De navorderingsaanslagen worden vernietigd. De aanslagen voor de jaren 2011 tot en met 2013 blijven in stand.

Anders Conclusie A-G Niessen (NLF 2022/0539, met noot van Krukkert).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002 t/m 2013
Instantie
HR
Datum instantie
9 juni 2023
Rolnummer
20/02893
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:873
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2023/1425
Aflevering
29 juni 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5842
bwbr0002320&artikel=6,bwbr0002320&artikel=6&lid=1,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=6,bwbr0002320&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina